Met de verkiezingen en mijn verkoudheid van een week geleden, heb ik weinig tijd gehad om – buiten in te halen deadlines en wat boekdingetjes – te schrijven. Maar ik riep aan het begin van dit voetbalseizoen natuurlijk heel stoer dat ik jullie iedere week een (klein) essay zou mailen. Daar kan ik niet voor de winterstop al op terugkomen. Daarom speel ik een klein beetje vals en deel ik deze zaterdagochtend een ouder stukje, over de beste linksback van Nederland. En nee, ik bedoel niet Owen Wijndal.
Ik weet niet exact wanneer mijn liefde voor voetbal is ontstaan. Er zijn foto’s waarop ik als eenjarige met m’n neus tegen de televisie sta gedrukt, terwijl Ajax speelt, tot groot vermaak van mijn moeder. Het zal ergens rond die tijd zijn geweest.
Misschien was het wel het lot. Ik ben geboren op 26 april, de dag dat Oranje tegen West-Duitsland speelde. Het was weliswaar geen verloren finale zoals in ’74, of gewonnen halve finale zoals die van ’88, maar toeval kan het niet zijn geweest. Eerder een voorteken.
Voorbestemd.
Dat moet Ruud Krol ook hebben gedacht toen hij bij Ajax kwam: het is voorbestemd. Hij wist niet of zijn kwaliteiten goed genoeg waren voor het hoogste niveau en twijfelde daar vaak over. Maar hij liet zich er niet door van de wijs brengen. Hij had als speler een ijzeren wil en doorzettingsvermogen – als trainer overigens ook – en was vastbesloten een van de beste Nederlandse spelers ooit te worden.
Wat zeg ik, voorbestemd.
Van rechts naar links
Verdediger Ruud Krol werd geboren als rechtspoot, en rechtsbenige verdedigers zijn bij uitstek te vinden aan de rechterkant van het veld. Krol niet. Bij Ajax was de linksbackpositie vrij en Krol had er zijn zinnen op gezet. En wanneer Krol iets wil, dan krijgt hij het. Hij trainde en hij trainde, totdat zijn linkerbeen net zo sterk was als zijn rechter. Hij maakt zich de positie eigen, zowel bij Ajax als bij het Nederlands elftal.
Uiteraard voorbestemd.
Het was tenslotte de voorzet die hij gaf met zijn linkerbeen die hem onsterfelijk maakte: met zijn linker legde hij tijdens het WK van 1974 de bal loepzuiver neer voor Cruijff, die vervolgens de bal het doel van de Brazilianen in roste.
De snoeiharde halve finale tegen Brazilië was sowieso een wedstrijd naar de hand van Krol. Hij was het soort speler van wie je een klap kreeg als je het niet goed deed. Linksback Peter Boeve kreeg al eens een duw en aan Kees Zwamborn deelde hij openlijk een stoot uit, nadat Zwamborn volgens Krol tegenstander Dick Nanninga niet hard genoeg dekte. Tegenstander of medestander, dat maakte Krol nooit zoveel uit. Een beetje zoals Erik ten Hag naar Noa Lang schreeuwde: ‘Je moet je mond houden en luisteren. Gewoon doen.’ Alleen bij Krol kreeg je er dan ook een oorveeg bij.
Zwamborn zou later stellen dat hij als speler ‘sterk beïnvloed’ was door Krol. Mooie woordkeus, wel.
Schnabbel en Babbel
In ’74 was Krol de Casanova van Oranje, de playboy. Vrouwen vielen voor hem en mannen wilden zijn beste vriend zijn. Hij was charismatisch, die Krol, en hield ook wel van een grapje. Samen met Wim Suurbier, met wie hij ook speelde bij Ajax als links- en rechtsback, vormde hij het duo ‘Schnabbel en Babbel’, de koning en de keizer van de kleedkamerhumor. Vooral spits Ruud Geels moest het ontgelden. De twee hadden het gemunt op zijn tafelmanieren. Het was zelfs zo erg dat Geels naar eigen zeggen met knikkende knieën de trap afging als het tijd was om te eten. Hun humor – of pesterij – was net zo hard als het spel van Krol.
Datzelfde jaar opende Krol ook twee snackbars. Zijn naam prijkte op de voorgevels in de Reguliersbreestraat en de Nieuwendijk. Eigenlijk waren het gewoon veredelde FEBO’s, maar de kroketten en kipnuggets van Krol, die smaakten toch net wat lekkerder. Samen met mede-Ajacied Arie Haan stond hij daar in de keuken en was het een gezellige boel. Hoewel de winkels na enkele jaren opgedoekt werden, verwierf Ruud Krol wel een zekere rijkdom met zijn snackbars. Nadat het kroketten-avontuur voorbij was, besloot hij zich op een andere passie te storten.
Koning Krol
Krol zei altijd: ‘Voetbal is geen kunst: het is een kunst om goed te voetballen.’ Het was dan ook niet verwonderlijk dat hij gefascineerd raakte door kunst en cultuur. Hij was overigens geen kunstige voetballer. Allure had hij, ja, en flair ook, evenals de typische Amsterdamse bluf. Maar kunstig en verfijnd? Dat was Krol niet. Toch had hij wat kunst betreft wel een verfijnde smaak. Hij genoot van schoonheid en kunst in Cannes en later Afrika, waar hij zich liet onderdompelen in de cultuur van straattentjes in Egypte en Marokko en voodoo bij het Zuid-Afrikaanse Orlando Pirates. Ook in Napels, waar Krol werd binnengehaald als een God.
Koning Krol werd hij in Napels genoemd. En terecht. Hoewel hij in zijn tijd bij Napoli wordt geplaagd door blessures, loodst hij het team door een zware tijd heen. ‘Napoli tranquillo: Krol ci salvera,’ schreef de Italiaanse krant La Stampa vlak voor de uitwedstrijd van Napoli tegen Torino. Rustig, Napoli: Krol zal ons redden. Over zijn tijd bij Napoli zei Krol zelf: ‘De mooiste tijd van mijn leven.’ Ik snap dat wel. De man kreeg in Napels de aanbidding die hij verdiende.
Dat Krol een superbe speler is, staat buiten kijf. In 1979 werd hij zelfs derde in de verkiezing om de Ballon d’Or, de meest prestigieuze Europese voetbalprijs. Ongehoord voor een verdediger. Het zijn vaak de aanvallers die met hun snelle spel en flitsende goals in de top drie van beste spelers van Europa eindigen.
Volgens de berekeningen van econometrist dr. Gerard Sierksma is Krol zelfs de beste Nederlandse speler ooit. Krol was het daar niet mee eens: ‘Ik heb de meeste wedstrijden op hoog niveau gespeeld, maar dat is iets anders dan de beste. Want de beste, dat was Johan Cruijff.’ Bescheiden of eerlijk, wellicht een combinatie van beide, want zijn lijst van eretitels is uitzonderlijk lang. De beste Ajax-verdediger, de beste voetballer in de Serie A, de beste kroketten-bakker, en ga zo maar door.
‘Hard in de tackle en Amsterdams brutaal,’ schreef NRC ooit. Ze hadden gelijk, dat was hij ook. Maar boven alles was Ruud Krol voorbestemd.
Voorbestemd om de beste Nederlands linksback ooit te worden.
Doorkronkelen is een gratis wekelijkse nieuwsbrief die in stand wordt gehouden door lezers. Sommige lezers betalen omdat mijn gekronkel ze blij maakt. Word je hier ook blij van, overweeg dan om een betaald abonnement te nemen of via Bunq.me een (kleine) donatie te doen. Cheers!
Verder lezen:
Lyon’s malaise – £400m debt, an ownership feud and plummeting form
After taking only one point from their opening four league matches in France’s Ligue 1 this season, Lyon’s players lined up for a dressing down. They had lost 4-1 against the French champions Paris Saint-Germain on September 3 and their fans had seen enough.
What followed was startling. The players stood together on the pitch and stared ahead at the Virage Nord, the stand hosting the Bad Gones ultras group, as a supporter took the microphone.
He said: “You are wearing the Olympique Lyonnais jersey and you listen to us. You are the ones who wear the OL jersey. Others before you have worn it and glorified it. You have no right to tarnish it.
“We want to sing your names with respect and love because we know you play with your heart. But we expect you guys to respect our jersey and to give your all on the pitch.”
Aaron Ramsdale recalls the moment he joined Arsenal | Behind The Game ft. Bugzy Malone
Premier League & Budweiser have teamed up to bring footballers and stars of music together in Behind The Game, a content series hosted by Arsenal legend Ian Wright. Episode six featured Arsenal goalkeeper Aaron Ramsdale and rapper Bugzy Malone as they chat about rejection, sink or swim moments, the story behind the track ‘Out Of Nowhere’, Ramsdale joining The Gunners, the North London Derby, the DJ in the dressing room and more.
Interview David Raya: ‘Those three months at Southport were among the best of my career’
“Soap and water, nothing else. Never, ever put them in the washing machine: soap, water, hang them on the line, that’s it.” David Raya has been shown a pair of well-worn goalkeeper gloves, held at arm’s length between thumb and forefinger, and asked his advice: how do you stop these from absolutely stinking? Which they do, he knows, even from a safe distance. The size of the smile reveals that, recognition instant. It’s not something he has to do any more – these days he pulls on a new pair every few games – but it was. Not just the gloves, either.