[ Intro ]
Harry Kane heeft zijn eerste prijs ooit gewonnen en is kampioen van Duitsland. Dat werd hij door niet te spelen, in een achterkamer, voor een breedbeeldtelevisie, waarna hij Eric Dier in de armen viel. Hij had het zich vast anders voorgesteld, deze correctie – geen triomf –, had misschien ook wel meer verdiend maar dit is wat hij kreeg, dus bij deze het laatste deel van de parabel van Harry Kane. Uiteraard weer nagelezen door mede-Kane-verfoeier, Yordi Yamali. Two dumb bitches telling each other exaaaactly.
(P.S. het is wat rustig van mijn kant, maar dat heeft een reden, ik ben namelijk deze maand vrij om m'n roman af te ronden, even wat minder kronkels dus, al zit er wel een Dumfries-excuus-brief in de pijplijn. Denzel, I didn't know you were chill like that)
[ Subject ]
Wie goed genoeg is, haalt de top. Het is een fijne gedachte, een mooi ideaal om na te streven, maar tegelijkertijd pure fictie. Waar voetbal vroeger de ultieme arbeiderssport was, is het pad naar de top steeds vaker geplaveid met academievoetbal, voetbalscholen en privé-trainers. Straatvoetballers bestaan nog steeds, maar de doorstroom naar de top wordt steeds zeldzamer. Het is de gentrificatie van talent: de sport blijft toegankelijk voor de massa als toeschouwer, maar de controle over wie er echt slaagt, verschuift.
De parabel van Harry Kane noemde ik dat, iets met kickers en quarterbacks, de Verenigde Staten tegenover een gladgestreken Europa. De quarterback lijkt superieur aan de kicker, ook al worden ze allebei gebruikt door een systeem dat hen als vervangbaar beschouwt. De blauwe boorden-arbeider kijkt neer op de witte boorden-werknemer, en vice versa, terwijl ze in werkelijkheid dezelfde economische uitbuiting ervaren.
.
Thomas Hobbes beschreef in Leviathan de natuurtoestand als een wereld waarin het leven ‘solitary, poor, nasty, brutish, and short’ is. Sport lijkt zich steeds meer te voegen naar deze visie. Een strijd van allen tegen allen, waarin succes niet wordt gemeten aan de hand van finesse, maar aan de hand van wie het meeste bloed, zweet en tranen achterlaat op het veld. In dat licht is de kicker een anachronisme, een reminder dat niet alles draait om brute kracht. En dat maakt hem, in de ogen van velen, een vreemde, een zwakkeling, iemand die er eigenlijk niet bij hoort.
De meritocratische mythe – het idee dat succes volledig afhankelijk is van inzet en niet van omstandigheden – heeft zich diep geworteld in het sportdenken. De zelfopofferende sporter wordt verafgood. In een tijd waarin sociale zekerheid wordt uitgehold en economische ongelijkheid groeit, wordt de sporter die lijdt als rolmodel opgevoerd. Kijk, zo moet het. Niet klagen, gewoon harder werken. Wie niet slaagt, heeft niet genoeg geleden.
Hoeveel heeft Harry Kane al geleden? Is er binnen het voetbal een lijden groter dan veertien jaar voor Tottenham Hotspur te spelen zonder een prijs te pakken, om vervolgens een transfer te maken naar de Duitse Rekordmeister die sinds jouw komst bijna twee jaar droog stond (de eergisteren gewonnen Bundesliga-titel niet meegerekend)? Is er een lijden groter dan de afwezigheid van erkenning, geen waardering en niet gezien worden?
.
Ondertussen wordt de sport een steeds hardere metafoor voor de samenleving zelf. En de scheidslijn tussen wie als ‘echt’ wordt gezien en wie als outsider, wordt steeds minder bepaald door prestaties en steeds meer door hoe goed je past binnen een vooraf bepaald kader. E wie blijft er dan overeind? Of eigenlijk, zoals Hobbes zich al in de 17e eeuw afvroeg: ‘Hoe voorkomen we dat de mens terugvalt in een natuurtoestand waarin ieder voor zich vecht?’
Hobbes zag de natuurtoestand als een gewelddadige chaos, een strijd van allen tegen allen, waarin alleen een sterke, absolute macht – de Leviathan – orde kan scheppen. In het voetbal en de NFL, in de samenleving, zien we echo’s van dit idee. Een verdeel-en-heerssysteem waarin de werkende klasse tegen zichzelf wordt uitgespeeld, waardoor de elite haar macht behoudt.
Dat is hoe klassenmechanismen functioneren. De elite wordt gevierd, terwijl de vakman essentieel is, maar onderschat blijft. Hobbes zou zeggen, de kicker leeft in een natuurtoestand waarin hij voortdurend moet bewijzen dat hij zijn plaats verdient, terwijl de quarterbacks de Leviathan vormen die de regels bepalen.
In het Europese voetbal zien we een subtielere versie van dit fenomeen. Daar worden specialisten, de spelmakers, de vleugelspelers, de vrije trappennemers wel degelijk erkend, maar binnen een strikte sociale hiërarchie. De arbeidersklassevoetballer, de jongen uit een achterstandswijk die op straat heeft leren voetballen, wordt gevierd zolang hij een underdog blijft. Zodra hij te succesvol wordt, te mondig, verandert de publieke perceptie. Hij is arrogant, ‘vergeet waar hij vandaan komt’. Doe maar normaal, dan doe je al gek genoeg. De middenklassevoetballer, opgeleid in een academie, wordt respectvol bekeken, maar als hij te gestileerd is, te geperfectioneerd, wordt hij gewantrouwd. Of je bent als Harry Kane, van alle twee een beetje. Hoe dan ook, net als in de samenleving wordt de werkende klasse opgedeeld in kampen, terwijl de machthebbers bovenin rustig toekijken hoe de strijd zich afspeelt binnen de lagen onder hen. Niet hoe Hobbes het bedoeld had.
.
Waar Hobbes’ Leviathan ooit bedoeld was om stabiliteit te garanderen, zien we nu een omkering. De machtigen gebruiken chaos als wapen. In plaats van orde te handhaven, wakkeren ze verdeeldheid aan. Dat gebeurt soms expliciet, met politici die arbeiders wijsmaken dat hun vijand de ‘woke elite’ is. Maar ook subtieler, met een voetbalwereld die nog steeds de illusie van een ‘sport van het volk’ ophoudt, terwijl toegang tot de top steeds meer afhangt van sociale en economische privileges. Hobbes zou zeggen dat de natuurtoestand nooit echt verdwijnt. Hij wordt slechts in stand gehouden door degenen die er baat bij hebben.
De basis van Hobbes is trouwens als volgt: elk mens is in de natuurlijke toestand gelijk aan een ander, ondanks verschillen in kracht en scherpte (zowel mentaal als fysiek). Deze gelijkwaardigheid verwijst naar het gelijke vermogen om elkaar te doden of te veroveren, en zorgt ervoor dat elk mens evenveel hoop heeft om iets van zijn leven te maken. Maar het zorgt er ook voor dat er een constante competitie en sfeer van wantrouwen is, want als wij gelijk zijn aan elkaar, wat zorgt er dan voor dat jij niet pakt wat van mij is? En dan zijn er ook nog mensen die niet kunnen leven met het idee van gelijk zijn aan een ander, die moeten zich superieur voelen, moeten gezien worden als beter dan de rest en het niet kunnen verdragen als anderen niet naar hen opkijken of – in hun ervaring – beter zijn dan zij. Mensen die van nature ijdel zijn en er daarom naar streven om anderen te domineren en hun respect af te dwingen
Competitie, wantrouwen en een lust naar glorie. Het grootste verlangen van de mens is om hun spulletjes en hun levens te beschermen, en wat ze het meest vrezen is dat een ander ze dit afneemt. Vanwege de constante angst die in de natuurtoestand ontstaat, gelooft Hobbes dat het redelijk is om anderen te wantrouwen en preventieve aanvallen uit te voeren op vijanden. Eigenlijk een ontzettend ellendig bestaan.
.
Maar terug naar Kane. Zijn carrière leest als een tragische blauwdruk van de kicker in de NFL. Hij is een legende zonder tastbare beloning, een speler die excelleert in een cruciale specialiteit, maar wiens waarde pas echt erkend zou worden als hij er niet meer zou zijn. Zijn rol in het Engelse voetbal is die van een onmisbare maar ondergewaardeerde figuur. Hij is niet de ruwe krachtpatser die duels wint met zijn fysieke dominantie, maar een precisiewapen, een specialist in een sport die steeds minder specialisten tolereert. Kane is de kicker in een tijdperk waarin voetbal steeds meer lijkt op de NFL, een geprofessionaliseerde, geformaliseerde, hyperatletische strijd waarin het individu alleen telt als hij zich onderwerpt aan het collectieve lijden.
Werk en lijden zijn het ultieme ideaal geworden. Het idee dat we alleen succesvol kunnen zijn als we onszelf letterlijk kunnen vernietigen voor onze doelen, krijgt steeds meer grip. De lijdende, opofferende sporter als het ideaal voorbeeld. En misschien is dat wel de grootste tragedie. Dat het succes van de moderne samenleving niet meer wordt gemeten aan de hand van verfijning, maar aan de hoeveelheid pijn die we bereid zijn te dragen.
Dit is geen Marxistische klassenanalyse, geen simplistische tegenstelling tussen kapitaal en arbeid. Het is eerder een subtiele verschuiving in waardesystemen, van een wereld waarin specialisatie werd gewaardeerd naar een wereld waarin enkel opoffering telt. Waar voetbal ooit een sport was waarin de stilist, de nummer 10, de man met een vrije rol werd gevierd, is hij nu een luxeprobleem. Waar een spits ooit werd beoordeeld op zijn doelpunten, moet hij nu ook pressing leveren, meeverdedigen, vechten.
.
Het lot van de kicker is bikkelhard. Een winnend schot levert zelden eeuwige roem op, maar een gemiste kans kan een carrière verpesten. Zo is het ook met Kane. Zijn loopbaan bij Tottenham werd gekenmerkt door sublieme consistentie zonder tastbare beloning. Hij scoorde, hij leidde, hij schitterde, maar hij won niet. Zijn WK 2022 werd niet herinnerd om zijn doelpunten, maar om die ene gemiste penalty tegen Frankrijk. Een gemiste kick als erfenis.
Engeland houdt van dit soort tragiek. Het land dat zichzelf uitvond als de bakermat van het voetbal, maar decennialang faalde op het hoogste podium, produceert helden die nét niet winnen. Lineker, Gerrard, Lampard, Southgate, namen die symbool staan voor bijna-succes. Kane past perfect in dat rijtje. Hij is te goed om een cultheld te zijn, maar te ongelukkig om een legende te worden.
Hij is een fenomeen, een van de beste spitsen van zijn generatie, maar zijn carrière leest als een geschiedenis van net-niet-momenten zonder grote prijzen die zijn status kunnen rechtvaardigen. In een tijd waarin voetbal steeds meer draait om fysieke kracht, pressing en structurele efficiëntie, is Kane een anomalie: een specialist in een sport die steeds minder specialisten tolereert. Hij is, in feite, de perfecte kicker – en precies daarom ook een beetje een sneu.
Daarmee is Kane niet alleen een voetballer, maar een archetype. De specialist die nooit een icoon wordt. Kane is te gewoontjes, te functioneel. Zijn grootheid wordt erkend, maar niet omarmd. Zelfs zijn overstap naar Bayern München voelt als een anomalie. Bayern is een club die trofeeën eist, maar Kane is een speler wiens mythe juist gevormd werd door het ontbreken ervan. Zijn eerste trofee voelt als een correctie op de afwijking, niet een triomf. En zo is er iets fundamenteel tragisch aan Harry Kane. En eigenlijk ook aan de wereld waarin we leven.
[ Steun mij ]
Doorkronkelen is een gratis nieuwsbrief die in stand wordt gehouden door lezers. Je kunt mij helpen door deze editie een like te geven. Zie het hartje onderaan. Dat helpt in het algoritme.
Nog fijner is het als je betalend abonnee wil worden. Voor € 5,- per maand steun je Doorkronkelen structureel. Je kunt natuurlijk ook eenmalig doneren. Zo help je mij om deze nieuwsbrief te blijven maken en in principe gratis te houden.
[ Wat heb je verder gemist? ]
Antony is de GOAT van Real Betis. Niet alleen scoort en assist hij erop los, maar het sociale media-team houdt van hem. Dat is te zien aan hun TikTok-account: de Braziliaanse fidget-spinner heeft zelfs een eigen playlist en speelt de hoofdrol in twee van hun drie highlights (de derde highlight is een panna en akka van Isco). Bij Betis is hij zichzelf, aldus Antony. Voelt hij zichzelf. Het levert in ieder geval leuke content op.
Doorkronkelen is een nieuwsbrief van mij, Danielle Kliwon.
Vraag/tip/foutje gezien? Laat het weten via danielle@kliwonder.nl.
Wil je dat ik voor jou schrijf? Ik hoor graag van je!
Volg mij via Bluesky.