Voetballiefhebber,
Ik zou deze zaterdag eigenlijk in Breda zijn, op het Bier en Ballen festival, waar ik twee verhalen mocht voorlezen. Helaas hadden het lot en de spareribs die ik gisteravond heb gegeten andere plannen en breng ik deze zonnige zaterdagmiddag niet door temidden andere voetballiefhebbers met een ijskoud biertje in de hand, maar schijtmisselijk op de bank met een washandje gevuld met ijsblokjes op m'n voorhoofd. Het kan verkeren.
Ik had er ontzettend veel zin (en heb m'n mini-voordracht meerdere keren voor de spiegel geoefend, aangezien Sjoerd Mossou me op het hart drukte dat ik contact moest maken met het publiek – ha – en vroeg of ik ook een beetje grappig kon zijn – dubbele ha ha), dus de hele situatie is à chier (pardon my French and pun very well intended).
Toen Mossou vroeg of ik een verhaal wilde voordragen – of voorlezen – tijdens Bier en Ballen dacht ik, ja, sure, leuk, waarom niet? Let’s go.
Bier en ballen deed me denken aan een voetbaltoernooi, op Hemelvaartsdag, aan het einde van de dag uitgestrekt op het veld nadat alle wedstrijden al waren gespeeld. Ieder jaar deden we mee aan het Sixentoernooi. Het begon de avond voor Hemelvaart en eindigde de avond van. Soms scheen de zon en was het heerlijk vertoeven, veel vaker regende het en was het guur en koud. Soms deden er gemixte teams mee, één keer hadden we een volledig vrouwenteam, maar meestal waren het vrienden van vrienden die naar eigen zeggen net-niet-profs waren en de meest bonte gezelschappen vormden om een gooi te doen naar eeuwige roem. Die roem was zo eindeloos dat ik je niet meer kan vertellen wie won, maar tijdens het toernooi zelf voelde het altijd alsof we streden voor grenzeloze triomf.
Deze specifieke Hemelvaartsdag was het uitzonderlijk warm geweest en lagen we uitgeput op het kunstgrasveld waar we eigenlijk niet hadden willen spelen. Teleurgesteld want weer geen Sixentoernooi gewonnen, maar ook tevreden, want wel een verdienstelijke derde plek behaald. Die plek leverde een hoop consumptiebonnen op die we uiteraard inwisselden voor spa goud. Ijskoud bier bij zonsondergang. Ik herinner me dat er boven op de dijk in het licht van de langzaam zakkende zon een schaap stond en ik rustte voldaan mijn hoofd op een voetbal. Bier en ballen, zei Sjoerd en toen dacht ik hieraan. Die dag voelde als de zevende hemel.
Daarna sloeg de onzekerheid toe. In het stadion, langs het veld, in de kroeg of gewoon thuis op de bank. Dan houd ik monologen en roer ik mijn mond. De beste stuurlui staan tenslotte aan wal. Maar spreken voor een groep? Dat is andere koek. Ik schuil liever achter woorden op papier dan dat ik de mens onder ogen kom. Een irrationele broosheid, een kleine aarzeling, die ook wel te maken heeft met de soms toch conservatieve aard van ons geliefde voetbal. In een van de reacties op de eerste aflevering van Hekkensluiters, noemde iemand me een diversiteitskwibus. Zwart en vrouw. De reacties na Studio Sport waren iets minder creatief. Je snapt wel wat ik bedoel.
Hoewel de tijd dat ik me daardoor van de wijs laat brengen inmiddels achter me ligt, gaat het me nog steeds niet echt helemaal in koude kleren zitten. Maar maak je geen zorgen, ik kan wel heel goed doen alsof.
Hugo Borst zegt weleens dat voetbal van vaders en zonen is. Hij zal het wel weten, hij heeft er een boek over geschreven. En we hebben er genoeg van binnen het voetbal, vaders en zonen. Johan en Jordi, die behoeven geen uitleg. Patrick en Justin, die met zijn transfer naar Bournemouth voor z’n vijfde club in evenveel jaar gaat uitkomen. Danny en Daley Blind, die bij Ajax afgelopen seizoen een moderne hervertelling van Toergenjevs klassieker leken uit te voeren. Pierre en Sydney van Hooijdonk, wiens aartsvijand inmiddels trainer is van het eerdergenoemde Ajax. Diezelfde trainer van Ajax heeft een zoon, Sem Steijn, die speelt bij FC Twente. En dan hebben we nog Frank en Steven Berghuis, linksbuiten en rechtsbuiten, en vader en zonen Koeman. Jerry en Nigel de Jong, Willem en Gert van Hanegem, Joseph en Thijs Oosting en ga zo maar door. Vaders en zonen, voetbal is ermee doordrenkt.
Ik solliciteerde ooit bij een grote Nederlandse krant. Niet aangenomen uiteraard, anders hadden jullie het wel geweten, maar wel op gesprek geweest en meegelopen. Later vroeg ik waarom ze mij uit 250 anderen hadden gekozen. ‘Je bent een vrouw en je hebt interesse in voetbal. Dat is bijzonder,’ zeiden ze. ‘Want dit is meestal toch het domein van vaders en zonen.’
Misschien had Hugo het ze ingefluisterd.
Ik heb ook een vader, en die heeft zonen, en zowel mijn vader als mijn broers waren voetbalgek. Voetbal was verweven in de identiteit van mijn vader. Hij ademde voetbal, was altijd buiten te vinden met mijn broers, en Ajax kleurde zijn hart. Maar wat voor nut heeft een vader met zonen voor een dochter? Mijn vader illustreerde het idee dat voetbal van vaders en zonen is in al zijn misogyne pracht.
Als ik maar hard genoeg mijn best doe, dan wordt voetbal van vaders en zonen, en een dochter, dacht ik toen ik klein was. Zo werkte dat natuurlijk niet. Ik leerde keepen omdat hij liefhebber van Stanley Menzo was, maar voetbal was voor jongens en niet voor meisjes, en voetbalshirtjes waren geldverspilling tenzij voor hem. Mijn eerste voetbalshirt kocht ik vele jaren later van mijn eigen geld. Alderweireld liet ik op de rug drukken. Ik verliet de winkel met een L want zijn achternaam paste niet op een XS.
Voetbal is van vaders en zonen. Mijn vader had hetzelfde idee. Maar ik dan, heb ik me lange tijd afgevraagd. Waarom vergeet je mij?
Die directe confrontatie met het idee van vaders en zonen, zorgde ervoor dat ik me op een gegeven moment afzette tegen een identiteit die geen ruimte voor mij liet, mijn eigen weg ging en alles waar voetbal en in het bijzonder Ajax voor stond naast me neerlegde. Althans, dat probeerde ik, maar het liep anders.
Mijn eerste vriendje was een Ajacied. Tegenwoordig heeft hij AFC Ajax op zijn arm getatoeëerd, is zijn oudste zoon vernoemd naar Luis Suarez en is de tweede naam van zijn dochtertje Jari. In de supermarkt waar ik werkte, werden regelmatig voetbaltoernooien georganiseerd en keken we met z'n allen grote eindtoernooien en Europese finales – in de kroeg op de hoek, op mijn 13 inch laptop bij de sigarettenbalie, en op groot scherm in de kantine. Ik studeerde twee en een half jaar aan de HES, in een tijd dat Ajax nog naast de Arena trainde en al onze vrije uren brachten we langs het trainingsveld door. Een middelbare school-genootje had een relatie met Daniël de Ridder en sleepte ons mee. En op de kinderopvang schopte ik Ryan Babel van de wip af.
Terwijl ik niets liever wilde dan bij de vaders en zonen horen, vormde zich om mij heen een web van voetbal zonder dat ik het zelf doorhad. De club die mijn tekortkomingen in de ogen van mijn vader blootlegde – tekortkomingen die konden worden samengevat in het hebben van een baarmoeder –, werd mijn eigen persoonlijke rebellie. Maar uiteindelijk, en dat is misschien wel het belangrijkste, weigerde ik mijn vader een rol te laten spelen in mijn clubliefde en mijn supporterschap. Niks vaders en zonen, niets van dat.
Zijn liefde voor Ajax werd mijn liefde voor Ajax, iets van mij en niet meer van hem. Ik creëerde m’n eigen identiteit en vergat de zijne, en het moment dat ik mijn vader losliet, voelde het als thuiskomen. Thuiskomen in een shirt dat vele malen te groot was, maar dat shirt was wel van mij. Voetbal was van mij. En Ajax ook.
Toen ik nog bij Albert Heijn werkte, was een van mijn collega's Feyenoorder. Hij kwam uit Den Haag en had een shirt van Ove Kindvall over wie hij minutenlange monologen afstak tijdens onze lunchpauzes. Over 129 doelpunten en de finale van de Europa Cup I van 1970 in het San Siro. Over Rinus Israël en een vrije trap richting Kindvall. Over een mogelijke penalty, maar vooral over voordeel en een lobje over de keeper heen.
De grootste prijs uit de Rotterdamse historie, droog binnengeschoten door een Zweed, verteld door een Hagenees in een kantine in de Amsterdamse binnenstad. We keken een keer samen naar Feyenoord, in Rotterdam. Hij bracht me naar een bijna bruin kroegje, gevuld met vaders en zonen. ‘Mijn Ajaciedje,’ zo werd ik voorgesteld, en uiteraard leverde dat wat hoongelach op.
Voor de wedstrijd begon, voerde ik een verhitte discussie over de kwaliteiten van Pierre van Hooijdonk en bespraken we de 9-5 van 1960. Ik had me voorbereid, maar eigenlijk hoefde ik m’n best niet te doen. Deze Feyenoorders waren net als ik voetballiefhebber. Voetbal was onze gemeenschappelijke deler, niet rivaliteit, nijd en strijd. Een warm bed in plaats van de koude afstandelijkheid die het concept van vaders en zonen normaliter bij me naar boven haalde. Ze steunden dan misschien in mijn ogen de verkeerde club, maar datzelfde dachten zij waarschijnlijk ook over mij.
Uiteindelijk zijn we als het op voetbal aankomt allemaal hetzelfde. Of je nou Amsterdammer, Rotterdammer of Bredanaar bent. In Rotterdam, tussen vaders en zonen, werd ik daar weer mee geconfronteerd, maar die ene Hemelvaartsdag realiseerde ik me dat voor de eerste keer echt. Dat dit was waar voetbal echt om draaide. Verbroedering, gemeenschap en vriendschap. Representatie, verbinding en eenheid. We hadden twee dagen lang gevoetbald, de spieren waren verzuurd en het balgejaag voldaan. We dronken zoete, witte wijn en koude Hertog Jan, fanta en cola en cassis, en ik plonkte een extra klodder mayo op het broodje bal waar ik eigenlijk geen trek in had maar waar ik het maar mee moest doen omdat mijn teamgenoot m’n patat had gestolen. Hugo had gelijk. Voetbal is van vaders en zonen. Maar ook van moeders en dochters, broers en zussen, vrienden en onbekenden, en alles ertussenin.
Ik had een schaafwond met tarrels erin, geen poepkorst maar rubberen korrels. Het prikte maar deed geen pijn. Iets verderop toonde Michelle trots haar teennagel – of wat ervan over was – terwijl haar vader in haar sporttas rommelde op zoek naar een nagelknipper en pleisters. Witte Nick had ijs om z’n knie, zijn broertje was zo hard aan het zweten dat er stoom van hem af kwam, en rooie Nick, onze spits, liet trots de bult op z’n voorhoofd zien, een ereteken ter nagedachtenis aan een volslagen idioot aangegaan maar uiteindelijk wel gewonnen kopduel. We waren een gehavend zooitje na twee dagen strijd, en misschien waren we ook gewoon niet zulke goede voetballers.
De ondergaande zon verfde de voetbalvelden goud, we hadden koud bier en er stond een schaap op de dijk. Het voelde als de zevende hemel.
Vind je deze nieuwsbrief nou leuk? Stuur ‘m dan vooral door naar andere liefhebbers.
Wat ik las
De onderstreepte woorden zijn hyperlinks. Click away, my dears.
Het tweede verhaal voor Bier en Ballen gaat een klein beetje over Karim Benzema, maar vooral over postmodernistische propaganda en Saoedische sportswashing.
Postmodernist, voetbalopportunist of ordinaire duitendief? Le temps nous le dira. El tiempo dirá. De tijd zal het leren.
Ik vind die hele situatie met Saoedi-Arabië, PIF, de transfers en de Premier League erg interessant, dus heb er veel over gelezen. Naar mijn mening lopen er drie verhalen langs elkaar – dat van een bewind dat stelselmatig mensenrechten schendt en criticasters in stukjes hakt; dat van een relatief jonge bevolking die voetbalgek is; en dat van een land dat voor een groot deel afhankelijk is van opdrogende olie-inkomsten en daarom de economie wil hervormen.
En daarboven – of daaronder – hangt een bodemloze pot met goud die geroerd wordt met termen als legitimiteit, legaliteit en liquiditeit, met een beetje Clearlake, FFP en investeringsfondsen voor de smaak. Daarnaast heeft het ook nog raakvlakken met de disneyficatie van het professionele voetbal en ‘multi club ownership'. Complex, dus.
Ik had het er in de Hard Gras podcast heel kort over met Lotfi el Hamidi, Pieter van Os en Frans Thomése (we beginnen ongeveer halverwege de podcast, wanneer ik héél subtiel – maar niet heus – aan Lotfi vraag of hij denkt dat Ziyech naar Saoedi-Arabië gaat).
Maar eigenlijk is dit een te veelzijdig en gecompliceerd dossier om zo kort door de bocht weg te zetten als bijvoorbeeld Eurocentrisme, want – al is Eurocentrisme er onderdeel van – dat is niet de essentie van het semi-dystopische toekomstperspectief dat Saoedi-Arabië ons biedt vanuit ons eigen dominante narratief. En tegelijkertijd is het ook niet eerlijk om een objectieve waarheid toe te schrijven aan iets dat afhankelijk is van subjectieve interpretatie en perspectieven van mensen. Filosofisch postmodernisme in de kern.
Volgende week zal ik dat stuk met je delen (anders wordt deze nieuwsbrief zo lang en ik heb eerlijk waar de kracht niet om nu nog een eindredactie-slag te slaan), maar voor nu een paar interessante linkjes naar artikelen die ik deze week las die samenhangen met deze kwestie, te beginnen met Saudi Vision 2030 (de volledige roadmap naar 2030).
En verder:
Collective goals: multi-club ownership is changing world football’s landscape (The Guardian, 2023)
From Competitions to Women’s Teams: How Saudi Arabia Plans To Transform Football in the Kingdom (Vogue Man Arabia, 2021)
Is Saudi Arabia funding Chelsea? (The Athletic, 2023)
Manchester City and the ‘Disneyfication’ of football (Financial Times, 2017)
Multi-club ‘sharks’ pose a danger to football – they should be curbed, not encouraged (The Athletic, 2023)
Saudi Arabia, football’s big disruptors. The story of the money, the motive and the hidden disputes (The Athletic, 2023)
Sport and the 'Disneyfication' of UAE (Salma Thani, 2015)
The Disneyfictation of the AFL (Dr. Andy Fuller, 2019)
The World’s Demand for Oil Is Set to Slow (The New York Times, 2023)
Tommy Fury’s win over Jake Paul crowned 72 hours of Saudi ‘sportswashing’ (The Athletic, 2023)
En als laatste een extraatje om te luisteren:
— How Saudi Arabia took on Pro Golf – And won (The New York Times, 2023)
Wat ik keek
De meest sympathieke spits van de Premier League heeft een eigen documentaire: That Peter Crouch Film. De docu vertelt het verhaal achter de meest onwaarschijnlijke held in voetbal. Peter Crouch werd geminacht om zijn lengte en afgewezen door meerdere clubs. Het was een lange, zware weg om de top de bereiken – vol wendingen, twijfel en vervreemding.
Nu, bijna 25 jaar na het tekenen van zijn eerste profcontract, rest er eigenlijk nog maar één vraag: hoe heeft hij het zover gebracht?
De wat onhandige spits komt buitengewoon sympathiek over in de film, maar er zijn weinig verrassingen of juicy onthullingen. De docu is vooral bedoeld om Crouch's merk te versterken, maar het is zo heerlijk feelgood dat ik 'm iedereen aanraad.
Crouch's onhandigheid als tiener, zijn worstelingen om te scoren in zijn eerste wedstrijden voor Liverpool, en zijn succesvolle carrière in de Premier League, inclusief een FA Cup-overwinning en hattrick voor Engeland: alles komt voorbij in de 1 uur en 23 minuten durende docu.
That Peter Crouch Film is gewoon een fijne docu over een oprecht aardige gozer. Zo mogen er meer van worden gemaakt.
That Peter Crouch Film is te zien op Prime Video.
Wat nou, voetbal?!
Ik heb – EINDELIJK – Pieter Valley ontdekt. Deze filmpjesmaker, zoals hij zichzelf noemt, neemt alle clichés en stereotypes die je maar kan bedenken op de hak. Z'n typetjes zijn hilarisch, van yogamoeders en lifecoaches tot horrordates en de havermelkelite. Werkelijk waar genieten. Volg hem.
Doorkronkelen is een gratis wekelijkse nieuwsbrief die in stand wordt gehouden door lezers. Je hoeft niet te betalen om deze te ontvangen, maar wil je me toch steunen? Dan kun je pledgen of via Bunq.me een (kleine) donatie doen. Daar help je een freelancende schrijver ontzettend mee. Cheers!
Nog één ding…
Niet omdat het moet, maar gewoon omdat het kan. ‘What would you be if you weren't a footballer?’
Beetje heftig, maar weer een prachtig verhaal!