Voor échte voetbalsupporters is het honk je thuis, clubleden je familie, het stadion je kerk en spelers je helden. Voetbal is niet wat je doet, het is wie je bent.
Voor velen is voetbal een kwestie van identiteit. Ik kan me daar gedeeltelijk wel in vinden. Voetbal noch Ajax zijn een allesomvattend deel van wie ik ben, zijn geen uniform facet van mijn karakter, maar door de jaren heen zijn ze wel onderdeel van mijn identiteit geworden. Dat begon allemaal tijdens een huldiging op het Leidseplein. Mijn initiatie in het maagschap Ajax.
Mijn eerste en enige huldiging op het Leidseplein. Ik was nooit in De Meer geweest, had nog nooit een wedstrijd van Ajax bijgewoond. Ik kende de club vooral van verhalen van mijn vader. Mooie verhalen, maar niet meer dan dat: verhalen. Rijkaard, Vanenburg, Menzo, Gorré. ‘Spelers die eruitzien als jij en ik, Danni. Met een kleurtje, gewoon bij Ajax.’ Ik kende Ajax van de jongens uit de buurt die op pleintjes voetbalden en deden alsof ze Clarence, Edgar, Michael, Patrick of Winston waren. Seedorf, Davids, Reiziger, Kluivert en Bogarde. ‘Surinamers, winnaars. Dit is onze club.’ Op het Leidseplein werden die verhalen tastbaar. Uitzinnige supporters, rode fakkels en trots, en voor het eerst ademde ik Ajax.
[…]
Toen ik Louis van Gaal hoorde zeggen, ‘ik mag niet zeggen dat ik de beste van Nederland ben, maar we zijn wel de kampioen van Nederland!’ veroverde Ajax een plek in mijn hart. Dreunend en kolkend als de mensenmassa op het Leidseplein eiste de club een plaatsje op. Al moet ik eerlijk zijn: dat ik de nieuwe Amsterdam Arena zowat kon zien vanuit mijn slaapkamerraam, droeg er ook wel aan bij. Ik staarde er vaak naar, die twee weken dat ik thuis zat. Dan deed ik de sjaal om die ik had gekregen, en dacht ik aan mijn club.
Zo zullen anderen dat ook hebben gehad. Een eerste voetbalwedstrijd, aan de hand van je vader of moeder of wie dan ook, die dienst deed als een soort van overgangsritueel. De inwijding in een andere wereld onder stampend gejuich, een nieuwe gemeenschap die je al joelend ontvangt. Binnen het stadion overstemt het collectieve gebrul de kakofonie van maatschappelijke verdeeldheid. Dit is jouw gemeenschap. Dit is jouw stam. Tribalisme en identiteit.
Volgens socioloog Henri Tajfel plaatsen mensen zichzelf in hokjes. We categoriseren onszelf en anderen op basis van kenmerken die we delen. Zoals bijvoorbeeld de loyaliteit aan een specifieke voetbalclub. Of het gevoel van broederschap dat bij voetbal hoort. Door ons te dossen in de kleuren van een team, luidkeels brullend over dooien en vriezen en winnen of verliezen, versterken we onze eigen sociale identiteit en cultiveren we een gevoel van intieme verbondenheid en eenheid. We horen erbij. En dat principe geldt voor alle voetbalfans, of je nu Ajacied, Feyenoorder, Mancunian of Madridista bent.
Tribalisme is de ruggengraat van voetbal, vormt de individuele identiteiten van de supporters en verenigt gemeenschappen. Daarmee gaat het ondersteunen van een team verder dan slechts ‘fandom’. Het vormt de kern van de clubcultuur, en de emotionele band tussen fans en hun geliefde teams is ongekend. Voetbalclubs dienen als stammen, en fans zijn de loyale stamleden die hun kleuren, rituelen en heilige grond verdedigen.
Toch schuilt er onder de aantrekkingskracht van het tribalisme een donkere zijde. De passie die fans verenigt, kan ook tot confrontaties leiden. Terwijl het samen juichen voor je team een gevoel van samenhorigheid schept, kan het tegelijkertijd rivaliteit versterken. De projectie van macht op iets waar je geen controle over hebt, zoals de prestaties van een voetbalclub, is als soort tweesnijdend zwaard van Damocles. Want als er een ‘wij’ bestaat, moet er ook een ‘zij’ zijn waarmee je jezelf kunt contrasteren.
Deze tweedeling tussen 'wij' en 'zij' is een eeuwenoud fenomeen, maar lijkt de laatste tijd weer hardnekkiger de kop op te steken. Het leidt tot excessen, tot gewelddadig gedrag, tot discriminatie, en tot een verlies van sportiviteit.
Fanatieke loyaliteit aan de club ontaardt in geweld en rellen, zowel binnen als buiten het stadion. De passie voor de eigen club slaat door in het uiten van neerbuigende, onacceptabele, discriminerende, racistische taal naar spelers, tegenstanders of medesupporters. Het streven naar overwinningen en de druk om te presteren overschaduwt de rationaliteit en wakkert onnodige rivaliteit tussen clubs en groepen fans onderling aan. Sommige supporters verliezen hierdoor het perspectief. Ze raken zo geobsedeerd door hun club dat ze andere aspecten van het leven uit het oog verliezen.
Het tribalisme in voetbal dient als een bron van identiteit en vereniging, en dat is een prachtig goed. Maar we moeten niet blind zijn voor de negatieve gevolgen die het kan hebben. Niet onze ogen dichtknijpen en de uitwassen bedekken onder de mantel der liefde, onder ‘het hoort bij’ en andere holle woorden. Streef naar passie, rivaliteit en sportiviteit zonder de schaduwzijde van tribalisme de overhand te laten nemen.
Schrijver en presentator Michael Parkinson zei ooit over sport: ‘Het is geen oorlog, dood en hongersnood. Dat is het helemaal niet. Het is het tegenovergestelde daarvan: het is bedoeld om ons ervan te overtuigen dat er een wereld daarbuiten bestaat.’
Voor velen is voetbal meer dan een tijdverdrijf; het is een manier van leven die de persoonlijkheid en identiteit diepgaand vormgeeft. Een cultureel fenomeen dat eenheid bevordert en normen uitdaagt. De rituelen, tradities en verhalen die van generatie op generatie worden doorgegeven, worden de basis van iemands zelfgevoel. De successen en mislukkingen van een geliefd team kunnen emoties oproepen die net zo krachtig zijn als die in persoonlijke relaties. Het gaat over ontsnapping en identiteit. Het kan inspirerend zijn door ons te herinneren aan zowel de schoonheid als de veerkracht waartoe de mens in staat is.
De hoogte- en dieptepunten van voetbal weerspiegelen de onvoorspelbaarheid van het leven en leren ons veerkracht, doorzettingsvermogen en het vermogen om door de turbulentie van emoties te navigeren. De identiteit die door voetbal wordt gevormd, is vaak een onuitwisbaar onderdeel van iemands levensverhaal, een verhaallijn verweven met triomfen en verdriet op het veld. Uiteindelijk is het tribalisme van het voetbal een kracht die kan verenigen of verdelen, inspireren of aanzetten. Het weerspiegelt de complexiteit van de menselijke conditie, het verlangen om erbij te horen en het potentieel voor zowel schoonheid als iets duisters in ons allemaal. Maar voetbal doet er vooral toe omdat het ogenschijnlijk zo triviaal is. Juist omdat het geen kwestie van leven of dood is, geeft het ons de kans om een betere zelf te zijn.
Doorkronkelen is een gratis wekelijkse nieuwsbrief die in stand wordt gehouden door lezers. Sommige lezers betalen omdat mijn gekronkel ze blij maakt. Word je hier ook blij van, overweeg dan om via Bunq.me een (kleine) donatie te doen. Cheers!
Drie leestips die ik móest delen:
The bizarre story of the manager who spent one and a half games in charge
Swansea City’s search for a new manager had somehow brought them to the unlikely and humble environs of Cradley Town, a non-League club fighting relegation in the eighth tier of English football, based on the outskirts of Wolverhampton and owned by a man by the name of Kevin Cullis. […] At the risk of stating the obvious, Cullis was one of the most bizarre and extraordinary managerial appointments in the history of British football. His reign was also one of the shortest.
The European Super League and the Autonomy of SGBs in Europe
In 2023, the European Court of Justice (ECJ) will decide the European Super League Case with implications for the autonomy of Sports Governing Bodies (SGBs) in Europe. A final determination that will affect the autonomy of European SGBs—and the future of European football.Â
Voetballer zkt fan: zo ontdek je de verborgen boodschappen van je idool op sociale media
Ergens in het woud van voorgekookte berichten op sociale media kun je als fan wel degelijk ietsje dichter bij je idool komen. Stervoetballers laten zich bijvoorbeeld soms opzichtig in de kaarten kijken. Maar je moet het wel zÃén, natuurlijk.