Voetbal van de aristocraten
Verder: de gele kaart van Neeskens en een sportfilm vermomd als oorlogsrelaas
Welkom bij Doorkronkelen, een wekelijkse nieuwsbrief over voetbal, en de filosofische, populaire en literaire concepten die daarmee samenhangen. Kort gezegd, voetbal, cultuur en alles ertussenin. Iedere zaterdagochtend in je mailbox, zodat je in het weekend iets te lezen hebt voordat het voetbalgeweld losbarst.
Voetballiefhebbers,
Over een paar weken vertrekken Sam en ik naar Tavarnelle Val di Pesa, een gemeente in de metropool Florence, net onder de gelijknamige stad midden in Toscane. We maken er weer een mini-roadtrip van. Via de Elzas (Alsace), Europa Park, Bern en Genoa strijken we uiteindelijk neer in het glooiende heuvellandschap. Ik ben weinig van plan: veel schrijven, veel lezen, veel eten en veel wijn drinken – heul veul –, en me onderdompelen in de geschiedenis van het gebied. Te beginnen met Calcio Fiorentino, ook bekend als ‘Calcio Storico’.
Middeleeuws voetbal wordt het weleens genoemd, het Florentijnse trapspel, simpelweg ‘trap’ ofwel ‘calcio’. Het spel werd, voor zover is opgeschreven, voor het eerst in januari 1491 gespeeld, op de bevroren rivier Arno. Het was vermaak bedoeld voor de aristocratische families die door middel van een ‘schoppend balspel’ tegen elkaar ten strijde trokken, vergelijkbaar met middeleeuwse riddertoernooien waarbij moed, agressie en overwicht, zowel geestelijk als lichamelijk, hoog in het vaandel stonden. Van Machiavelli en Leonardo da Vinci tot de pausen Clemens VII, Leo IX en Urbanus VIII. Een ieder die ertoe deed, speelde calcio.
De Onfortuinlijke
Een van de succesvolste spelers was de heer van Florence, Piero de’ Medici, zoon van Lorenzo I de’ Medici, een van de beroemdste leden van de de’ Medici-familie. Piero's bijnaam was De Onfortuinlijke. Ondanks zijn sportieve succes, was hij een arrogante en onbekwame heerser. Toen de Franse koning Karel het koninkrijk Napels binnenviel om zijn rechten op te eisen, was Piero de eerste van de omliggende steden en republieken die capituleerde en toegaf aan de eisen van Karel. De inwoners van Florence waren woedend en verjoegen hem uit de stad. Piero overleed uiteindelijk na een veldslag tussen de Fransen en de Spanjaarden. Hij ontvluchtte het strijdtoneel en verdronk.
Dat zo'n ogenschijnlijke lafaard een goede calcio-speler was, lijkt onwaarschijnlijk. Tijdens wedstrijden schudde de stad urenlang op haar grondvesten, trompetten bazuinden en zelfs het kanonvuur van koning Karel kon het temperament en de wilskracht van de calcio-spelende Florentijnen niet dempen. Het was een vertoon van kracht en intensiteit, bedoeld om vijanden te intimideren, lotgenoten te motiveren, en het beste uit jezelf te halen. Oerkracht. Dat klinkt niet als een sport waar een man die vlucht van het slagveld in zou uitblinken. Misschien zijn er tijdens de overlevering wat details verloren gegaan.
Spelregels
Het spel wordt gespeeld door twee teams van elk 27 man, legereenheden die elkaar naar het leven staan. Een team bestaat uit vier keepers (datori indietro), drie verdedigers (datori innanzi) en vijf middenvelders (sconciatori). Daarnaast zijn er maximaal vijftien aanvallers (innanzi). Het is een combinatie van voetbal, rugby en vechtsport waarbij zowel handen als voeten gebruikt mogen worden, en teams kunnen scoren door de bal in een net over de rand van het veld te schoppen of gooien. Maar voordat spelers een caccia maken, wordt er eerst behoorlijk wat afgemat. Voetbal is oorlog, zeiden Orwell en Michels, maar de Florentijnen? Die meenden het.
In de 17e eeuw nadat oorlogsvoering temperde, raakte calcio in de vergetelheid, maar in 1930, op aandringen van de toenmalige minister van cultuur, werd de sport en traditie weer aangewakkerd. Sindsdien heeft Calcio Storico de harten van de Florentijnen heroverd. Het is een passie, een levenswijze, een verheerlijking van de oude glorie en traditie van Florence, een metaforische strijd tussen leven en dood, tussen mens en medemens, tussen het oude en het nieuwe.
Het zanderige speelveld op de Piazza di Santa Croce is omringd door historische gebouwen, waardoor het lijkt alsof de geesten van de oude strijders nog steeds rondwaren en de grote gladiatoren uit de oudheid de spelers bezielen en versterken. Het is een plaats waar de tijd lijkt stil te staan, waar het heden en verleden samenvloeien. Ik kan echt uren naar de filmpjes kijken en dromen over vervlogen tijden.
Wedergeboorte
Maar Calcio Storico gaat over meer dan alleen de fysieke strijd op het veld. Het gaat over de strijd van de menselijke geest en de zoektocht naar betekenis en doel in het leven. Over de noodzaak om te vechten voor wat we waarderen en waar we in geloven. Het overwinnen van onze angsten en twijfels. Een vorm van wedergeboorte, renaissance of rinascita, het antieke nieuw leven inblazen, verheerlijkt door middel van een balspel.
Misschien bevat Calcio Storico wel de essentie van het leven: de noodzaak om te vechten voor wat we liefhebben. Misschien heb ik te veel The Last of Us en Succession gekeken, en ben ik nu in Kendalls’ spirituele fase beland, wie weet. Maar het balspel in al zijn agressie en bloedvergiet is een herinnering aan de schoonheid en glorie van het menselijk potentieel, en een uitnodiging om onze innerlijke krijger te omarmen. Dat doen de Florentijnen vol overgave. En ik kan er alleen maar respect voor hebben.
Helaas zijn we net een maandje te vroeg in de regio om het spel zelf te kunnen aanschouwen – in de maand juni worden er ieder jaar drie wedstrijden gespeeld. Wellicht is dat maar beter ook. Het geromantiseerde calcio dat ik in mijn hoofd heb, is waarschijnlijk mooier dan de werkelijkheid.
Vind je deze nieuwsbrief nou leuk om te lezen? Deel 'm dan vooral met anderen! En had je de longread van deze week nog niet gelezen, hier is je kans. Veel dank voor alle reacties!
Wat te lezen?
De onderstreepte woorden zijn hyperlinks. Click away, my dears.
Vorige week lag er weer een nieuw boek in de brievenbus: De gele kaart van Neeskens: 111 primeurs uit het Nederlandse voetbal van Jurryt van de Vooren.
In het boek neemt Van de Vooren je mee terug naar de finale van het wereldkampioenschap voetbal van 1974, waarin Nederland speelde tegen West-Duitsland.
Johan Neeskens kreeg in deze wedstrijd een gele kaart nadat hij een overtreding maakte op Berti Vogts. De overtreding zelf was niet heel hard of ernstig, maar was eerder een symbolische representatie van de agressieve speelstijl van het Nederlands elftal. De scheidsrechter twijfelde niet en trok geel. Een gele kaart voor Neeskens. Het was de eerste gele kaart ooit gegeven in een WK-finalewedstrijd. Een Nederlandse primeur, en een van velen. Want dat is precies waar het boek over gaat: de primeurs uit het Nederlands voetbal.
De Gele Kaart van Neeskens bevat een verscheidenheid aan Nederlandse voetbalprimeurs – een stuk of 11, haha – waaronder de eerste Surinaamse elftallen in Amsterdam, de eerste wedstrijd waarin een vrouwelijke scheidsrechter op het hoogste niveau floot, de eerste Nederlandse voetbalclub die op kunstgras speelde en de eerste speler die scoorde met een omhaal.
Van de Vooren slaagt erin om deze verhalen en bijbehorende personen tot leven te brengen en geeft een fascinerend inkijkje in de Nederlandse voetbal-geschiedenis. Ik heb nu een paar stukken gelezen en verwonder me steeds weer.
Het boek is onder meer verkrijgbaar via Bol.com en je favoriete boekhandel.
Wat las ik nog meer:
— In een poging om een belangrijke speler in het mondiale voetbal te worden, investeerde China miljarden in de sportinfrastructuur van het land. Een decennium later maakt Tariq Panja voor The New York Times de balans op. Dure geïmporteerde spelers, beschuldigingen van corruptie, gebrek aan talenten en collectief falen blijken het nalatenschap van de Chinese voetbaldroom. Een indringend stuk dat toont dat het collectief boven het individu zetten, niet per se een recept voor succes is.
— Een soort theezakje gevuld met nicotine in licht vochtige poedervorm dat je onder je bovenlip legt waarna je meer ontspannen of juist alerter en energieker wordt. Waar heb ik het over? Snus. De originele, échte vorm is afkomstig uit Zweden, fijngemalen tabak en wat zout voor de smaak, maar tegenwoordig zitten er flink wat andere stoffen in de zakjes. En Engelse voetballers zijn er verslaafd aan, zo schrijft The Athletic.
“It’s a bit of a taboo subject; nobody is talking about it,” says Johnson, the manager of Hibernian and, before that, Sunderland, Bristol City, Barnsley and Oldham Athletic. “But it has become a culture. It’s getting worse and we need to educate these lads because it’s highly addictive. I don’t feel they understand the true threat of it over the long term.”
— Volgens gelekte documenten heeft de Russische miljardair Roman Abramovich jarenlang in het geheim Vitesse gefinancierd. Abramovich zou verschillende leningen aan de club hebben verstrekt voor tientallen miljoenen euro's. Vitesse zou zelfs voor een deel afhankelijk zijn geweest van zijn financiële steun. De club wil niet op de zaak reageren, maar The Guardian presenteert hier toch een heel plausibel verhaal.
— Voetbal in Cambodja. Beter nog, Gaelic voetbal in Cambodja. Voetbalclub Cairde Khmer werd in 2017 opgericht door twee Ieren, en had bij oprichting voornamelijk Westerse expats als leden. Maar door de jaren heen ontdekten de Cambodjanen de sport. Ava is een van de beste spelers van het team en doet haar verhaal aan de BBC.
— Ted Lasso is stom en iedere zichzelf respecterende voetbalfan is het daarmee eens. Plot twist: ik houd van Ted Lasso. Ik houd van de tv tropes en clichés, de voorspelbaarheid, het zoetsappige en zelfs van de voetbalterminologie die ze keer op keer verkeerd hebben. Sue me. Maar laten we het even hebben over de laatste toevoeging aan het elftal van Richmond FC: superspits en enfant terrible Zava. The Washington Post dook in de kledingstijl van de extravagante Zlatan-lookalike en boy, it's a trip. Geniet ervan.
— Ook las ik over Sands United. Deze voetbalclub bestaat uit vaders die een baby (of baby’s) hebben verloren. Sands is hun ‘support system’, een manier om hen door hun verdriet heen te helpen. Een breekbaar en open stuk, over het belang van gemeenschap en gedeelde ervaringen bij zo'n verlies. De spelers hebben op hun shirts de namen en geboortedata van hun overleden en doodgeboren kindjes. Aangrijpend en indrukwekkend.
Nog twee kleine dingetjes: Brooklyn Beckham zal nooit net als vader David worden, naar eigen zeggen niet omdat hij geen (voetbal)talent heeft, maar omdat hij Vissen van sterrenbeeld is. En L’equipe publiceerde een lijst met de best betaalde voetbalmanagers. Ik verklap alvast: Erik ten Hag staat negende.
Wat te kijken?
Ik ben een ontzettende liefhebber van oorlogsfilms. Van Saving Private Ryan, Black Hawk Down en We were soldiers tot Platoon, Paths of Glory en Letters from Iwo Jima. Wanhopig, verbroederend, ongemakkelijk en met een ietwat vieze nasmaak. Zo heb ik m'n oorlogsfilms het liefst. Rauw.
Insert The Boys in Company C (1978), een sportfilm vermomd als oorlogsfilm. Deze aangrijpende film vertelt het verhaal van vijf jonge mariniers die tijdens de Vietnamoorlog samen in het Amerikaanse leger dienen. Ze moeten het bootcamp van het Korps Mariniers doorlopen, voordat ze naar Vietnam worden uitgezonden.
‘I have to take 45 sacks of civilian sh*t and turn them into combat ready Marines.’
Tijdens de mensonterende training komen ze dichter tot elkaar en smeden ze een hechte band. Verbroedering. Maar het bootcamp bereidt hen totaal niet voor op de mentale en fysieke druk van de échte oorlog. Ze proberen samen de gruwelen van de oorlog te overleven en krijgen dan een unieke kans: een voetbalwedstrijd spelen tegen Zuid-Vietnamese bondgenoten.
Hun commandant belooft dat als ze verliezen, ze niet meer hoeven te vechten. Maar als ze winnen, moeten ze terug naar het front. De inzet is enorm, hun vrijheid en veiligheid, maar de jongens worstelen met het idee om de wedstrijd expres te verliezen. Het is een metafoor voor de betrokkenheid van de VS bij de oorlog en de houding van Amerikanen ten opzichte van concurrentie.
‘We actually had a chance to get out of this goddamn war. All we had to do was throw the game and walk away. But for some reason, we just couldn't. For some reason, winning that stupid game was more important than saving our ass. So I guess we'll just keep on walking into one bloody mess after another, until somebody finally figures out that living has got to be more important than winning.’
The Boys of Company C gaat verder dan sportief succes behalen en weet daardoor een gevoelige snaar te raken. Tegelijkertijd is het een immens trieste, maar krachtige representatie van de situatie in Vietnam, die op indrukwekkende wijze de horror van oorlog toont. Een film die het idee van wat winnen betekent onomwonden bevraagt en bekritiseert. Want welke keus de mariniers ook maken, ze verliezen. Altijd.
The Boys in Company C is verkrijgbaar via Bol.com en is ook online te vinden.
Wat nou, voetbal?!
Een ‘wat nou, voetbal?!’ over de lelijke kant van de mens die zich ook binnen het voetbal openbaart. Waar ik het over heb? Seksueel misbruik. Ook in het voetbal is dit een verontrustend en wijdverbreid probleem waarover de afgelopen jaren schrijnende details aan het licht zijn gekomen. Een van de meest spraakmakende zaken kwam in 2016 in Engeland aan het licht, met meer dan 700 beschuldigingen van seksueel misbruik in voetbalclubs door het hele land.
De eerste zaak was die van voormalig Crewe Alexandra-coach Barry Bennell, die schuldig werd bevonden aan meerdere gevallen van misbruik tegen jonge jongens. Dit leidde tot een stroom van soortgelijke beschuldigingen tegen andere coaches en individuen binnen voetbalclubs, waaronder grote clubs zoals Manchester City, Newcastle United en Chelsea.
Het schandaal heeft de noodzaak aangetoond van betere beschermingsmaatregelen in het voetbal en andere sporten, evenals het belang van ondersteuning van slachtoffers van seksueel misbruik. De Football Association (FA) implementeerde een reeks maatregelen om de bescherming te verbeteren, waaronder verplichte achtergrondcontroles en verbeterde training voor coaches en medewerkers.
Waarom ik hierover begin? Afgelopen week heb ik Football's Darkest Secret gezien, een driedelige BBC-documentaire over misbruik in het voetbal. De docu doet onderzoek naar de misdaden van Barry Bennell en anderen, en is medelevend en noodzakelijk, maar ook confronterend en scherp. Slachtoffers komen aan het woord en tonen moed door voor de camera hun verhaal te doen. Een schrijnend verhaal dat in het algemeen belang gehoord en verteld moet worden.
It is a hard, spare and unrelenting three hours that marshals an appalling abundance of material with a compassionate but firm hand. The men’s current and remembered pain is visible in their every expression, their every movement. It’s there in every frame, a constant, pulsing presence, and the makers, wisely, do nothing to ameliorate or obscure it for the viewer. Their stories – so similar, so awful, so devastating for the boys they were and the men they become – are illustrated with footage of them on the field in their glory days. Almost all speak of being unable to give their all to their careers because of what had been done to them.
All of it […] was against a background of ceaseless grooming, normalising of aberrant behaviour, abuse, escalation and rape. Bennell, Roper and others used their status, the families’ trust in them and the lads’ devoted love of football against the boys, and did damage to thousands of lives that are only now – only partly and only tentatively – beginning to recognise and tend to it.
De documentaire is in Nederland niet ‘legaal’ te streamen (wel online te vinden), maar onderstaande longread van BBC dekt (een deel van) de lading en intensiteit.
‘My dreams were shattered by Barry Bennell’
To young footballers and their parents, Barry Bennell was the star-maker. The talented coach who could make or break dreams. But it was all a front. For three decades, the paedophile used his powerful position to abuse dozens of boys. Bennell has now been found guilty of 43 counts of child sex abuse against 11 victims. Two of his victims have told us their stories.
Doorkronkelen is een gratis wekelijkse nieuwsbrief. Je hoeft dus niet te betalen om deze te ontvangen. Ik schrijf de nieuwsbrief met veel plezier, maar het kost wel tijd. Wil je me dus toch steunen? Dan kan je pledgen of via Bunq.me een (kleine) donatie doen. Daar help je een freelancende schrijver ontzettend mee. Cheers!
Nog één ding…
Het WK onder 20 zou dit jaar plaatsvinden in Indonesië. Zou. Want de FIFA heeft donderdag besloten dat dit niet doorgaat, althans, niet in Indonesië. Het besluit komt nadat de Indonesische voetbalbond bekendmaakte dat de gouverneur van Bali, een van de speeleilanden, weigerde het Israëlische team te ontvangen – maar de slechte voorzieningen en infrastructuur in het land zouden ook hebben meegewogen. Israël was de spreekwoordelijke druppel die de emmer deed overlopen.
Gouverneur Wayan Koster van Bali schreef:
“[There is no] diplomatic relationship between the Indonesian government and the Israeli government … we request the Minister adopt a policy forbidding the Israeli team from competing in Bali.”
In Jakarta gingen honderden mensen de straat op om te protesteren tegen de aanwezigheid van de Israëliërs. Waarom? Een grote meerderheid van de Indonesische bevolking is moslim en steunt de Palestijnen in het Israël-Palestina-conflict.
De president van Indonesië probeerde de schade te beperken, maar het mocht niet baten:
“I hereby guarantee Israel’s participation has nothing to do with the consistency of our foreign policy position towards Palestine, because our support for Palestine is always strong and sturdy. Do not mix matters of sports and politics.”
En de Indonesiërs? Die zijn teleurgesteld en boos, niet op de FIFA, maar op hun eigen politici.
“Thank you, sir, for burying and destroying our big dream to play in the World Cup in front of our own people.”
Ondertussen in Palestina's Faisal Al Husseini stadion…