De legende van het witte hert
Over mijn afkeer van voetbalstadions en liefde voor White Hart Lane
Over het algemeen ben ik geen fan van voetbalstadions. Begrijp me niet verkeerd. Ik geniet van de sfeer rond wedstrijden, vind het heerlijk om te praten met fans, om hun verhalen te horen en de geschiedenis van hun club en supporterschap te proeven. De bijna schuimbekkende supporter met wie ik schouder aan schouder zat die al veertig jaar iedere thuiswedstrijd van zijn club bezoekt maar nooit en te nimmer tevreden zal zijn, altijd zoekend naar een wit hert, zo tettert hij tijdens de rust in mijn oor, vervult me met een vreemdsoortige tevredenheid die losstaat van het resultaat op het veld.
Maar toch, van voetbalstadions an sich ben ik geen fan. Ik houd niet van plassen in een hokje van 0,5 vierkante meter terwijl de deur van de minuscule retirade niet sluit en het zeikwater van het aangrenzende toilet al sinister kronkelend dichterbij komt. Ik haat kou in het stadion – ik heb het syndroom van Raynaud1 –, ben geen fan van de meeste footy scran en vind het met rioolwater aangemengde bier niet te zuipen. Tuurlijk, er zijn uitzonderingen. In de Allianz Arena sloeg ik de pints Paulaner achterover alsof het limonade was, bij de ‘Klokani’ in Praag deed ik me tegoed aan klobasa (Tsjechische worst) en toen ik in een ijskoud Santiago Bernabéu ook nog getrakteerd werd op een regenbui kon het me écht niet deren.
Maar echt, over het algemeen moet ik in alle eerlijkheid concluderen dat ik geen fan ben van voetbalstadions. Ik ga graag langs bij andere clubs en supporters, maar ben waarschijnlijk gewoon te verwend om een échte groundhopper te zijn. Op één stadion na, waar ik alles van accepteerde, van kou en regen tot overstroomde toiletten. In het hart van Noord-Londen, een bouwwerk van bakstenen, staal en dromen. Het oude stadion van Tottenham Hotspur, White Hart Lane.
Ik had vroeger een zwak voor Tottenham Hotspur. Een club die z'n naam dankt aan een Shakespeariaanse ridder laat m'n hart bijna net zo snel kloppen als een club vernoemd naar Griekse helden. Britse middeleeuwen en Griekse mythologie zijn mijn amortentia2.
Sir Henry Percy leefde van 1364 tot 1403. Hij had een kort lontje, was opvliegend en stond bekend als een snelle aanvaller, wat hem de bijnaam ‘Hotspur’ opleverde. Zijn familie, de Percy's, waren vooraanstaande adel in Engeland. Onder leiding van Hotspur waren zij een van de eerste families die zich achter Henry Bolingbroke schaarden en essentieel waren bij de afzetting van Koning Richard II. Bolingbroke zou later beter bekend staan als Koning Henry IV.
Hoewel Hotspur de nieuwe koning eerst steunde, kreeg hij al snel mot met het nieuwe regime. De koning betaalde hem geen loon voor het verdedigen van de Schotse grens, eiste dat de familie hun Schotse gevangenen zou overdragen, weigerde een einde te maken aan de opstand van Owain Glyndwr en gaf zijn zoon en erfgenaam Prins Henry (later bekend als Koning Henry V) steeds meer militair gezag, tot groot ongenoegen van Hotspur. Hij kwam in opstand tegen het ‘tyrannieke regime’ van Henry IV.
Samen met zijn oom Thomas Percy, de graaf van Worcester, rukte hij op naar Shrewsbury om daar te vechten tegen het leger van Prins Henry. Het was de bedoeling dat zijn vader, de graaf van Northumberland, zich bij hen zou voegen. Samen hadden ze een overweldigende militaire macht. Maar het leger van Henry Percy (ja, vaderlief had dezelfde naam, evenals zijn vader en diens vader, wiens vader Henry de Percy heette) marcheerde traag en arriveerde niet op tijd. De Slag om Shrewsbury die volgde was intens, met veel slachtoffers aan beide zijden, maar uiteindelijk werd Hotspur gedood, geraakt door een pijl in het gezicht toen hij het vizier van zijn helm opende om beter zicht te hebben3. Zijn troepen sloegen op de vlucht. Oom Thomas werd twee dagen later geëxecuteerd.
De nazaten van Hotspur bezaten land in Northumberland Park, een ward4 in Tottenham, waar ook voetbalclub Tottenham Hotspur is gevestigd. De club is vernoemd naar Sir Henry Percy (Hotspur), vanwege de banden die zijn familie met de buurt heeft en – zo kan ik me voorstellen – omdat een rebelse ridder nu eenmaal super interessant is voor jongetjes van 13 en 14 jaar oud – want zo oud waren de jongens die Tottenham Hotspur oprichtten. Dat de cricketclub waar ze lid van waren ook vernoemd was naar Henry Percy zal ook hebben meegewogen.
De eerste keer dat ik White Hart Lane zag, regende het pijpenstelen. Ik zat in de auto, op de passagiersstoel aan de rechterzijde met mijn neus praktisch tegen de ruit gedrukt – Nederlandse auto, Britse weg. ‘Holy shit,’ ademde ik uit. Het was imposant in z'n alledaagsheid. Een rij huizen die eigenlijk een voetbalstadion waren, onopvallend aan een weg vol ‘overheidslandgoed’ en achtergestelde flats richting Love Lane. Het was een momentopname, tien seconden, misschien zelfs vijf, van met open mond staren en denken, holy shit, holy shit. Holy. Shit.
Toen White Hart Lane voor het eerst werd gebouwd op het terrein van brouwerij Charringtons was het niet meer dan een paar tribunes en een voetbalveld. Het had geen officiële naam, werd simpelweg Spurs’ of Hotspur’s Grounds genoemd. Hoe de thuisbasis uiteindelijk de naam White Hart Lane kreeg, is niet duidelijk. Sommigen dachten dat het de naam kreeg omdat supporters voorafgaand wedstrijden zich verzamelden bij het White Hart Lane-treinstation. Maar het stadion kan net zo goed vernoemd zijn naar de weg die naar de ingang van het terrein leidde, naast de White Hart-pub.
White hart, simpelweg wit hert, past ook bij de club. Het hert dwaalt, net als veel andere mythische wezens, door de verwarde bossen en wilde heidevelden van een ver verleden. In de legende van koning Arthur is het witte hert ongrijpbaar. De jacht op het dier representeert de spirituele zoektocht van de mensheid. Altijd de jacht leidend, altijd voorwaarts, naar een bestemming die door de goden is bepaald. Altijd op zoek naar iets dat net buiten bereik ligt. Premier League-winst bijvoorbeeld. Misschien was Henry ‘Hotspur’ Percy in zijn rebellie tegen de koning ook op jacht naar een wit hert. De romantiek van Hotspur sprak me aan, het stadion daardoor ook.
Een paar dagen na die eerste keer in de regen steeg de temperatuur naar nieuwe hoogtes, was het warm en zonnig in Londen, en dronk ik een biertje bij Bell & Hare, vlak voordat in het stadion tegen Stoke zou worden afgetrapt. Ik had kaartjes voor de East Stand, ‘dit moet je hebben meegemaakt’ werd me op het hart gedrukt. Maar eerst cultuur opsnuiven en in gesprek met de echte fans.
Een oudere dame, leunend op een plantenbak, vertelde me over The Shelf, Tottenham's trots. Een enorme staantribune met twee lagen die langs de zijlijn van wat nu de East Stand is liep. Een derde niveau bevatte zitplaatsen, maar vooral de laagste twee terrassen waren bijzonder. Bijna 20.000 mensen konden in dit gebied worden gepropt. Wanneer de Shelf brulde, zo drukte ze me op het hart, beefden tegenstanders van angst. Wanneer we sprongen, vervolgde ze, trilde en schudde het stadion.
In een tijd waarin de trend was om staanplaatsen en de meest fanatieke supporters achter doelen te plaatsen, zodat het geluid van eind tot eind kon stromen, was de zijwaartse Shelf over de lengte van het stadion anders. Het was het middelpunt van de sfeer op White Hart Lane. De dubbeldekkende tribune en de steilheid van de trappen gaven het gevoel dat fans en geluid naar het veld tuimelden en de bovenste laag van de tribune leek over te hellen naar de lagere delen. Het was 110 meter dubbele vijandigheid, zichtbaar en hoorbaar in alle trots en glorie vanuit het uitvak aan de overkant.
Boven de tribune keek de welbekende haan van Spurs uit over het veld, staand op zijn voetbal, getooid met de woorden ‘Audere est Facere’. To dare is to do.
Misschien kwam het door het onverwachts mooie weer, door de goals van Peter Crouch en Luka Modric, maar de East Stand pulseerde en schreeuwde en bulderde toen ik er was. Tijden veranderen, stadions veranderen, maar de folklore van het voetbal blijft. Terwijl ik op de East Stand stond, voelde ik de aanwezigheid van The Shelf, zelfs al waren de gloriedagen voorbij.
Ik sloot me na de wedstrijd aan bij het groepje van Bell & Hare, belandde in een pub waarvan ik de naam niet meer herinner en hoorde verhalen over de oorlog, over hoe White Hart Lane een fabriek werd voor gasthermometers, geweren en wapenuitrustingen. Over hoe het het eerste stadion met vloedlichten was. Over de vriendschappen die op de tribune werden gesmeed, over de tranen die ze gezamenlijk lieten vloeien en over hoe geen van hen, ondanks hun decennialange supporterschap, ooit een kampioenschap had meegemaakt – dat gebeurde tenslotte ook maar twee keer eerder in de hele geschiedenis van de club –, maar ieder jaar weer tegen wil en zin en beter weten in hoop hield.
Misschien dat White Hart Lane niet mijn favoriete stadion was. Misschien, hè. Misschien dat de romantiek van een ridder en de legende van het witte hert een geromantiseerd beeld in mijn beleving hadden opgebouwd waar niets van klopte. Maar ik heb nooit de tijd gehad om die misvatting te ondervinden. Want in al mijn stadion-afkeer, mijn weerzin van regen en koude tribunes en smerige toiletten en waterig bier en dubieus voedsel, zette die allereerste keer de toon voor hoe ik de rest van mijn leven – de rest van het leven van White Hart Lane - tegen dat stadion aan zou kijken.
White Hart Lane kon ijzig koud zijn en ik heb er weleens door pis gewaad, maar die allereerste dag, Spurs tegen Stoke, maakten zo'n indruk dat ik alle mogelijke teleurstellingen daarna voor lief nam. Het stadion was een soort van levend canvas van hoop en wanhoop, winst en verlies, extase en neerslachtigheid, hedendaagsheid en historie. De perfecte melange van nostalgie, passie, geschiedenis en legende.
Over het algemeen ben ik geen fan van voetbalstadions, wel van de sfeer, de supporters, het gevoel. Maar voor White Hart Lane maakte ik graag een uitzondering. Mijn liefde voor het stadion bekoelde met de sloop niet, maar werd twee jaar later wel de nek omgedraaid door de club zelf – op 8 mei 2019 om precies te zijn.
Maar dat is weer een heel ander verhaal dat verder niks afdoet aan de ridder, de legende en de mensen. Straks weer naar de Arena voor Ajax - Feyenoord. Ook weer op zoek naar iets dat net buiten bereik ligt. De legende van het witte hert.
Doorkronkelen is een gratis wekelijkse nieuwsbrief. Sommige lezers betalen omdat mijn gekronkel ze blij maakt. Als je nou denkt, ‘ik word hier ook blij van’ overweeg dan te pledgen of via via Bunq.me een (kleine) donatie te doen. Cheers!
Sidenote: sommige Spurs-fans noemen ze zichzelf ‘Yido's’. Een beetje zoals Ajax en Superjoden. Het woord Yid is van Jiddische oorsprong. Het gebruik ervan kan controversieel zijn in de moderne Engelse taal. Het wordt door antisemieten als denigrerende benaming gebruikt, samen met en als alternatief voor het Engelse woord 'Jew'. Rivaliserende supporters gebruiken het woord ook op een denigrerende manier, maar de Tottenham-fans gebruiken het als zelfaanduiding in positieve zin.
Het syndroom van Raynaud is een vaataandoening waarbij tijdelijk je bloedvaatjes verkrampen en daardoor stroomt er minder bloed door. Dit gebeurt vooral in je vingers en tenen. Hierdoor verkleuren ze dan en kunnen ze gevoelloos worden, pijn gaan doen of gaan tintelen. Je krijgt vooral klachten door kou of als een reactie op spanning.
Amortentia (ook wel liefdesdrank genoemd) is een toverdrank uit de Harry Potter-boeken- en filmreeks. De naam is een samenvoeging uit het Latijn: Amor betekent ‘liefde’ en temto betekent ‘iemand proberen te beïnvloeden’.
Hotspur is een van Shakespeare's bekendste personages. In Henry IV wordt Hotspur door Prins Henry (Prins Hal) gedood in een tweegevecht. Deze vertelling lijkt onwaarschijnlijk. Prins Henry was ten tijde van de Slag om Shrewsbury pas 16 jaar oud. Hotspur was niet alleen qua leeftijd zijn senior (23 jaar ouder), maar ook qua militaire ‘prowess’. Hotspur was een begenadigd ridder en vechter.
Een ward is een aanduiding van een geografisch deelgebied en komt overeen met een kiesdistrict. Een ward wordt gebruikt in de lokale politiek. Wards zijn meestal genoemd naar een nederzetting of een kenmerkend geografisch punt in de omgeving.