[ Intro ]
Vorige week op een verjaardagsfeestje vroeg iemand me (wanneer ik m'n roman eindelijk af heb, I know, I know, en) waarom ik geen vaste plek in een krant heb. Ofzo, voegde hij eraan toe. Zo'n vraag om interesse te tonen, om te laten weten dat ze weleens stukken van me lezen en waarderen wat ik schrijf. Maar ook een vraag die eigenlijk verder reikt dan de steller van de vraag voor ogen had. Terwijl ik een slok nam van mijn espresso martini, nam ik een moment om mijn antwoord te overdenken. Hoe reageer je eigenlijk op zo'n vraag? Wanneer mensen vragen hoe het gaat, zeg je dan eerlijk hoe je je voelt, of antwoord je standaard met 'goed'? Glimlach je als mensen vragen waarom je geen vaste plek in de krant hebt, of word je juist een beetje venijnig, geconfronteerd met je eigen falen?
Ik schrijf (low brow) impliciete en persoonlijke cultuurkritiek, zo heb ik me laten vertellen, commentaren op het leven door middel van semi-literaire essays vaak gelieerd aan voetbal. En hoewel ik daarvoor lof ontvang en leuke freelance stukken mag schrijven, zit er tussen erkenning en structurele/vaste publicatie een wereld die groter is dan ik van tevoren had gedacht. Naïef van mij.
‘Je moet je punt explicieter maken,’ hoor ik weleens, en dat is een valide kritiekpunt, maar dat zou mijn stijl ondermijnen. Mijn schrijfstijl opent soms deuren, maar sluit ze ook. ‘Je neemt mensen echt mee in de wereld die je beschrijft’, zei een hoofdredacteur ooit tegen me, gevolgd door een ‘maar dat past niet echt bij ons’ terwijl ik nog in de veronderstelling verkeerde dat het een compliment was. En de ghosting die volgde na ‘ik wil je er heel graag bij hebben’ zou mijn imperialistische boemerang-ex Dio doen watertanden.
Misschien val ik net tussen wal en schip. Net niet toegankelijk genoeg voor de massa, net niet interessant genoeg voor exclusiviteit. Inmiddels ben ik er ook wel een beetje aan gewend, al heb ik het nog niet helemaal geaccepteerd. En zo ontkom ik soms niet aan het gevoel dat ik veel werk verzet, maar werk zonder tastbaar resultaat. Werk om iets te bereiken waar ik, als ik heel eerlijk ben, geen stap dichterbij ben gekomen.
Op het feestje wimpelde ik de vraag daarom ook af met een valse glimlach en een vaag ‘je ne suis pas sûr’, omdat ik geen zin had om me – op een verjaardag notabene – te storten in een existentiële crisis, maar tegelijkertijd was het werkelijke antwoord op die vraag zo’n veelvoud aan factoren dat ‘pas sûr’ het enige echte eerlijke was dat ik kon zeggen.
En juist omdat ik het even niet weet, vandaag dus lekker terug naar de basis van deze nieuwsbrief: een ongepolijste, gekke kronkel. Een klein beetje haten op Harry Kane en ouderwets verbanden leggen waar die er eigenlijk niet horen te zijn – niet omdat het moet, maar omdat het kan, zodat we aan het einde van het verhaal samen de personificatie kunnen zijn van de meme ‘two dumb bitches telling each other exaaaaaactlyyy’ <3 (Yordi, I'm looking at you)
[ Subject ]
Harry Kane wil kicker worden. Een losse opmerking die eens per jaar opduikt, met een knipoog wordt herhaald en inmiddels een eigen leven is gaan leiden. Ik zag het een tijdje geleden weer voorbijkomen in een artikel over Kane die ter ere van de Super Bowl gevraagd werd om een American football-roster aan te vullen met voetballers waarmee hij had gespeeld. Joshua Kimmich zag Kane wel als quarterback, Alphonso Davies vanwege z'n snelheid was een wide receiver. Zichzelf had hij op de kicker-positie geplaatst, want ja, inmiddels weten we het wel: Harry Kane wil kicker worden.
Maar achter die luchtige harlekinade schuilt iets dat moeilijker te negeren valt. Want waarom zou een van Europa’s beste spitsen perfect passen in de meest ondankbare positie van het American football? Een speler met een nationaal doelpuntenaantal waar maar weinig voetballers aan kunnen tippen maar met een schandalig lege prijzenkast. Wie de vraag stelt, moet hem beantwoorden. Misschien juist daarom.
Eerlijkheid gebiedt dat Kane fan is van de New England Patriots, die sinds het pensioen van Stephen Gostkowski geen grote ster meer op de kicker-positie hebben staan. Niks ten slechte van de jonge Joey Slye die overigens afgelopen seizoen het fieldgoal-record van Gostkowski verbrak, daar niet van, maar het is dus niet compleet ondenkbaar dat Kane het op z’n minst een keer zou mogen proberen. Tijdens het voorseizoen, op trainingskamp, achter gesloten deuren, under the dome.
Want wat is een kicker nu exact? Een trap, een doelpunt, en dan weer verdwijnen in de anonimiteit. Geen gejuich dat nog minuten aanhoudt, geen herhaling vanuit zes hoeken, geen arm om de schouder van de coach. Gewoon de bal tussen de palen en verder. Een taak volbracht, zoals verwacht. Geen vuurwerk, geen standbeeld, geen heldenstatus. Alleen de stilte na de score. In wezen is Harry Kane in zijn eeuwigdurende zoektocht naar faam en prijzen misschien wel de perfecte kicker. Hoe dan ook is de jaarlijks terugkerende uitspraak van de Engelse spits een fijn excuus om even te duiken in Amerikaanse kickers en verenigingsvoetballers, en de paralellen – of verschillen – die ze representeren.
.
Voetballers hebben de juiste techniek, beenkracht en precisie om field goals te scoren, maar kickers in Amerika worden steevast behandeld als tweederangs sporters. Een noodzakelijk kwaad in een sport die draait om kracht, agressie en explosiviteit. Dramatisch, allicht, maar ondanks de overdrevenheid niet minder waar. Ze trainen vaak gescheiden van de rest, zijn van oudsher kleiner dan hun medespelers – natuurlijk zijn er uitzonderingen zoals Janikowski en Bironas – en hun taak is zo specialistisch dat ze nauwelijks als ‘echte’ American footballers worden gezien. Ze zijn een aparte diersoort.
Nadat er een touchdown is gescoord – zes punten, hoera –, mogen kickers proberen om er nog een puntje bij te vergaren door de bal vanaf de grond tussen de palen te trappen. Ze zijn ook degenen die het veld opkomen wanneer de aanvallende linie – bestaande uit onder meer de quarterback, wide receivers, en running backs, de sterren van het team – er niet in is geslaagd om een touchdown te scoren. De mannen konden de klus niet klaren. Jongen, probeer jij het maar. De plek vanwaar de kicker mag trappen wordt bepaald door het spel van de falende offensieve linie, en tussen een field goal van 50 yards en een field goal van 30 yards zit een wereld van verschil. Maar dat rekenen de fans niet mee. De kicker komt het veld, de kicker moet scoren, en doet hij dat niet, dan zal de kicker voelen.
American football-wedstrijden worden regelmatig beslist door field goals, soms komen alle punten zelfs exclusief uit field goals voort, dus het belang van de kicker en de punten die hij met zijn traptechniek bij elkaar kan sprokkelen wegen zwaar. Maar het weerwerk, de ongehoorzaamheid en tegenbeweging wanneer een kicker durft om zo’n field goal te missen is buitenproportioneel groot. De reactie van de fans onevenredig vijandig. Een gemiste field goal of extra punt staat gelijk aan een doodgeknuppelde zeehond. Een overreden puppy. Persoonlijke aanslag. Ongekende pijn.
Ooit miste de Koreaanse kicker Younghoe Koo van de Falcons de 39 yard field goal die zijn team op gelijke hoogte met de Chiefs had kunnen brengen. Dat zijn contract niet ontbonden werd en hijzelf niet onmiddellijk gedeporteerd naar het Amerikaanse equivalent van een kwan-li-so mag een wonder heten. De haat van de fans en pundits was intens. Afgelopen seizoen miste hij 3 field goals in één wedstrijd. Kort daarna raakte hij geblesseerd.
De kicker is anders dan de rest. Een outsider. Een ondankbaar onderdeel van een teamselectie bestaande uit in totaal 53 spelers, practice squad niet meegerekend. Ook de enige van die 53 spelers die niet beukt, rent, tackelt, sprint. Hij schopt alleen. Dat kan iedereen toch? Het verklaart zoveel.
De afkeer van kickers past binnen de Amerikaanse obsessie met rauwe mannelijkheid. De NFL is een sport van botsingen, van lichaam tegen lichaam, van pijn en opstaan. Het heiligste beeld in deze cultuur is een quarterback die onder druk een winnende pass gooit, of een linebacker die zonder angst een tegenstander torpedeert. Een kicker? Die rent het veld op, raakt de bal één keer met de binnenkant van zijn voet en verdwijnt weer. Geen testosteron, geen modder op het gezicht, geen gevecht. Voetbal is oorlog, zeggen wij altijd. En American Football is dat ook. Maar de kicker? Die strijdt niet tot de laatste snik. Die is geen echte vent.
(die kromme gedachtegang zou overigens ook het gedrag van Harrison Butker, de kicker van de Kansas City Chiefs, verklaren. Al ben ik in de zaak Butker vooral degene die lijdt)
.
Ironisch genoeg is de moderne NFL-kicker een Europese uitvinding. Pete Gogolak, een Hongaarse immigrant die in de jaren ’60 naar de VS kwam, introduceerde de ‘soccer-style’ traptechniek: de bal schuin benaderen en raken met de wreef, in plaats van de traditionele rechte ‘toekick’. Het bleek efficiënter, krachtiger, preciezer. Sindsdien hebben spelers met een voetbalachtergrond het kickersgilde gedomineerd. Denk ook aan oud-voetballers als Mick Luckhurst uit Hertfordshire die ten tijde van zijn pensioen de all-time topscorer van de Atlanta Falcons was, en de Oostenrijker Toni Fritsch die Österreichischer Fußballmeister (kampioen van de Oostenrijkse Bundesliga) werd in 1964, 1967 en 1068 én de Superbowl in 1972 won. Zelfs in high school worden keepers en bankzitters van het voetbalteam vaak gerekruteerd als kickers. Maar de status van de positie blijft bedroevend laag.
Het contrast met Europees voetbal is groot. Een goede traptechniek is daar juist een teken van superioriteit. Denk aan Cristiano Ronaldo’s vrije trappen, aan Sergio Ramos die tijdens een training doodleuk een bal van 50 meter binnenschiet. En natuurlijk zijn er veel meer en betere voorbeelden dan deze voetballers die ooit bij Real Madrid speelden. Maar ik wilde ze toch even genoemd hebben. Voetbal draait om controle en precisie, en de spelers die de bal het beste raken, krijgen de meeste bewondering.
Toch is de obsessie van de Verenigde Staten met brute kracht en Europese waardering voor finesse niet zwart-wit. Ook in het voetbal transformeert het type kicker langzaam tot een buitenbeentje. De stijlvolle spelmaker, de ‘luxespeler’ die geen tackles maakt, wordt steeds zeldzamer. Voetbalclubs nemen liever een harde werker dan een genie zonder loopvermogen. Technisch verfijnde spelers delven vaker dan voorheen het onderspit in systeemvoetbal, omdat we ‘grinta’ belangrijker vinden dan souplesse. Een schifting en subtiele verandering in de manier waarop we naar voetbal kijken, die erin is geslopen zonder dat we het zelf door hadden. Een jonge Riquelme zou in het huidige voetbal geen plaats hebben. Om de persoon zelf treur ik niet, het verlies van het type speler misschien wel.
.
En toch, toch is de kicker anders. Het verschil in hoe er wordt gekeken naar kickers en voetballers raakt aan een dieper cultureel en politiek onderscheid tussen Europa en de Verenigde Staten dat ik voor het gemak platsla tot de Amerikaanse verheerlijking van de ‘self-made man’ versus de Europese waardering voor collectief vakmanschap.
In de Verenigde Staten wordt sport, net als veel andere aspecten van het leven, gezien als een strijd waarin de sterksten overleven. Het narratief van de NFL – en eigenlijk van heel Amerikaans sportdenken – is dat succes voortkomt uit fysieke en mentale taaiheid, uit een bijna mythische combinatie van kracht, pijn en doorzettingsvermogen. De quarterback die zich staande houdt in een zee van aanstormende defensieve linemen, de linebacker die zichzelf opoffert om een play te maken. Dat zijn de helden. Kickers daarentegen passen niet in dat plaatje. Hun werk is specialistisch, berekenend, klinisch. Het vergt precisie en techniek, maar geen zichtbaar lijden. En in een land dat lijden verwart met verdienste, word je dan al snel als minderwaardig gezien.
Europa – wederom platgeslagen, want hoe divers zijn zowel Europa als Amerika – heeft een andere kijk op sport. Voetbal draait hier minder om brute kracht en meer om vaardigheid en spelinzicht. Dat betekent niet dat hard werken onbelangrijk is, maar de esthetiek van een goed uitgevoerde actie wordt minstens zo hoog gewaardeerd. Een perfect aangesneden vrije trap, een keeper die met een sublieme uittrap een counter inleidt. Dat zijn geen toevalligheden, maar ambachten die worden gekoesterd. Hier is sport niet alleen strijd, maar ook kunst.
Dat verschil in sportfilosofie weerspiegelt bredere politieke en maatschappelijke contrasten. Amerika heeft een individualistische cultuur waarin de grootste winnaars zich onderscheiden door exceptionele kracht en doorzettingsvermogen, een cultuur waarin zelfs falen – het lijden – wordt geromantiseerd als een noodzakelijke stap op weg naar succes.
Europa, althans continentaal Europa, heeft een diepere traditie van collectieve structuren, vakmanschap en specialisatie. Succes is er minder vaak het resultaat van een individuele heroïsche strijd, en vaker van een systeem waarin verschillende rollen, hoe specialistisch ook, als essentieel worden beschouwd.
.
Dus als Kane onverlet toch belandt in de NFL, onder contract bij de New England Patriots, in het voorseizoen, op trainingskamp, ergens achter gesloten deuren, under the dome, zal hij niet alleen zijn traptechniek moeten perfectioneren, maar ook moeten wennen aan een cultuur waarin zijn specialisme hem geen respect oplevert, maar argwaan. Hij kan wedstrijden winnen, maar zal nooit een ‘echte’ American footballer worden. En dat zegt misschien nog wel meer over Amerika dan over hem.
(alhoewel, wellicht dat Kane aan dat principe van wel scoren en winnen, maar nooit echt meedoen wel al gewend is)
In dat licht is de neerbuigendheid tegenover kickers in de NFL geen detail, maar een symptoom van een diepgeworteld wereldbeeld: in Amerika moet succes hard bevochten worden, zichtbaar en spectaculair. Wie slechts een klein, maar cruciaal rad is in het grotere geheel, krijgt minder erkenning. Europa erkent die rol juist vaker als waardevol op zichzelf. Althans, van oudsher. We zien een verandering, een toenadering, een afbraak, een afname van empathie, een terugkeer naar de natuurtoestand van Thomas Hobbes, een toename van individualisme – ik begin alweer te raaskallen.
Maar daarover meer in deel 2 over voetballers en kickers, en de verschillen en gelijkenissen die ze representeren. En over Kane die in essentie de perfecte kicker is.
[ Steun mij ]
Doorkronkelen is een gratis nieuwsbrief die in stand wordt gehouden door lezers. Je kunt mij helpen door deze editie een like te geven. Zie het hartje onderaan. Dat helpt in het algoritme.
Nog fijner is het als je betalend abonnee wil worden. Voor € 5,- per maand steun je Doorkronkelen structureel. Je kunt natuurlijk ook eenmalig doneren. Zo help je mij om deze nieuwsbrief te blijven maken en in principe gratis te houden.
[ Wat heb je verder gemist? ]
Een voorbeeld van ‘two dumb bitches telling each other exaaaaaaactlyyy’
Doorkronkelen is een nieuwsbrief van mij, Danielle Kliwon.
Vraag/tip/foutje gezien? Laat het weten via danielle@kliwonder.nl.
Wil je dat ik voor jou schrijf? Ik hoor graag van je!
Volg mij via Bluesky.
Dank Danielle voor je mooie artikel, zelf zou ik ook graag een verhalen bundel willen schrijven. Ik overweeg een cursus te gaan volgen. Heb jij ervaring met zoiets. Heb je een advies misschien. Alvast dank voor je reactie. Met vriendelijke groet Henk B Schoen