[ Intro ]
In het eerste deel van Kanes parabel had ik het over hoe de kicker in American football een specialistisch randfiguur is, terwijl wij in Europa op een andere manier omgaan met onze vakmannen. Die tegenstelling gaat niet alleen over sport, maar over hoe beide werelden succes, falen en individuele status begrijpen.
In deze Doorkronkelen geen natuurtoestand van Thomas Hobbes – zoals eerder beloofd –, maar wel deel 2 van de Kane-epos. Over klassenverschillen en meritocratie, en als extraatje een klein muzikaal uitstapje. Deel 3 volgt volgende week, dan wél over Hobbes en de Leviathan. Plus waarom er iets fundamenteel tragisch is aan Kane, en hoe dat hem de perfecte kicker maakt.
[ Subject ]
American football is de ultieme metafoor voor de Amerikaanse klassenstructuur. Het is een sport waarin brute kracht en strategisch vernuft samenkomen, waarin individuen zich kapot moeten werken voor een systeem dat ze net zo makkelijk uitspuugt als beloont. Het is een arena waarin working-class jongens hun lichaam opofferen in de hoop de top te bereiken, terwijl de elite vanaf de skyboxen toekijkt hoe hun miljoenen zich vertalen naar touchdowns en overwinningen.
De NFL is een competitie waarin de meeste spelers uit de lagere sociale klassen komen, mannen die hun lichaam opofferen voor een kans op succes. Football is een sport die door en door doordrenkt is van het Amerikaanse idee van de ‘self-made man’: wie bereid is om pijn te doorstaan, wie hard genoeg werkt, wie zichzelf letterlijk en figuurlijk door de tackles heen vecht, kan de top bereiken. Dit is de droom. De realiteit is een stuk minder rooskleurig.
Het gemiddelde jaarsalaris (exclusief bonussen en sponsordeals) lag een paar jaar geleden op 2 miljoen dollar, maar de kickers delven daarin het onderspit, met een gemiddeld loon van 860.000 dollar. Nog steeds veel, maar tegelijkertijd schokkend laag voor een speler die de uitkomst van wedstrijden eigenhandig bepaalt.
Maar goed, zoals eerder al uitgelegd: de kicker lijdt niet, offert niets op, komt slechts het veld op om zijn taak uit te voeren en verdwijnt weer. Zijn positie in het team is minder proletarisch, meer ambachtelijk. En juist dat wekt argwaan. In een cultuur waarin succes wordt gemeten aan de hand van zichtbare inspanning, is de specialist een anomalie. Hij is geen krijger, maar een technicus. En techniek wordt, in een samenleving die lijden als verdienste beschouwt, gewantrouwd.
.
Harry Kane werd geboren in Walthamstow, in Oost-Londen. Een stadje met een rijke grime cultuur (en de geboorstad van rapper Lethal Bizzle), dus wie weet was Kane wel het Britse antwoord op Eminem geworden als hij daar was blijven wonen. Familie Kane liet de grime van Walthamstow echter achter zich en verhuisde al snel naar Chingford. Suburban met een laag tot gemiddeld criminaliteitscijfer, veel groen en vlakbij Essex. Minder grime dan Walthamstow, maar op geen enkele manier posh. Een andere plek, maar dezelfde klasse. Zien we hem daarom als een beetje saai? Degelijk, misschien zelfs onopvallend, net als Chingford.
Football is altijd een klassenverhaal geweest. De wortels van American Football liggen in de elitaire universiteiten van de Ivy League, waar het ooit een tactisch schaakspel was voor de kinderen van industriëlen en bankiers. Zo werd wat wordt beschouwd als de eerste American football-wedstrijd gespeeld op 6 november 1869, tussen Rutgers en Princeton, twee collegeteams. Maar gaandeweg verschoof de dynamiek. Football werd een vehikel voor jonge mannen om uit de arbeiders- en onderklasse te ontsnappen. Een ticket naar een beurs, naar een universiteit die anders onbereikbaar zou zijn, naar een plek in de NFL waar de salarissen astronomisch zijn. Voor de enkelen die het halen.
Maar die kans is omgeven door een infrastructuur die klassenverschillen eerder in stand houdt dan overbrugt. Football vereist toegang tot goede faciliteiten, coaching, en een school of club die bereid is te investeren in talent. Wie in een rijke wijk opgroeit, heeft toegang tot high schools met ultramoderne gewichtenruimtes, gespecialiseerde trainers en scoutingprogramma’s die de weg naar college football effenen. Wie in een armere gemeenschap opgroeit, moet het doen met afgetrapte velden en coaches die vaak meer opvoeder dan tacticus zijn. Het is de Amerikaanse droom op microniveau: in theorie kan iedereen het maken, maar de infrastructuur maakt de kansverdeling voorspelbaar.
In de NFL zie je hoe deze dynamiek zich vertaalt naar de verdeling van macht en invloed. De spelers, vaak afkomstig uit de lagere en middenklasse, zetten hun lichamen op het spel voor een competitie waarin eigenaars (multimiljonairs en miljardairs) de werkelijke winnaars zijn. Contracten zijn niet gegarandeerd, blessures kunnen een carrière in één klap beëindigen, en de gemiddelde carrièreduur is kort. De belofte van rijkdom is verleidelijk, maar de werkelijkheid is dat slechts een kleine minderheid langdurig financieel veilig is.
American football weerspiegelt daarmee de bredere Amerikaanse samenleving: een land waarin meritocratie als ideaal wordt gepresenteerd, maar waarin succes in werkelijkheid sterk afhangt van de omstandigheden waarin je geboren wordt. Het is een sport die discipline en opoffering verheerlijkt, terwijl het tegelijkertijd een systeem in stand houdt waarin de grootste winsten worden gemaakt door degenen die het minst op het veld hoeven te staan.
.
In Europa wordt voetbal anders beleefd. Voetbal heeft hier van oudsher een arbeidersklassekarakter, een sport waarin collectieve inspanning vooropstaat. Een spel dat zich afspeelt op pleintjes en modderige amateurvelden, zonder de noodzaak van een dure opleiding of elite-netwerken. Dat zie je ook terug in de geschiedenis van ‘Europees’ voetbal buiten Europa. De Fransen die voetbal gebruikten om Marokkanen te onderdrukken, en zij die op hun beurt voetbal zich eigen maakten en gebruikten als protest. Voetbal op de pleinen in Istanbul, door de Engelsen geïntroduceerd, maar later omarmd door de gemarginaliseerde Griekse gemeenschap in de stad. Voetbal is van het volk. En het volk van voetbal. Het enige dat je nodig hebt is een bal en open ruimte; American football vraagt een veel grotere investering in materiaal en coaching.
Maar ook voetbal kent klassenonderscheid. Dat zie je in de manier waarop er in de media over sommig clubs en spelers wordt gesproken, maar ook aan de invloed van rijke investeerders en de hypercommercialisering van de sport die ertoe hebben geleid dat de drempel voor toetreding steeds hoger wordt. Terwijl American football al lang een elitesport is qua structuur, is het Europese voetbal de afgelopen decennia steeds verder verschoven van een volksport naar een miljoenenindustrie waarin de rijken (eigenaars, investeerders, sponsors) het meeste te zeggen hebben. En de verhoudingen verschuiven.
In Amerika wordt arbeid pas als waardevol beschouwd als het gepaard gaat met zichtbare strijd en fysieke opoffering. In een samenleving waarin de mythe van de self-made man heilig is, is er weinig ruimte voor vakmanschap dat geen zichtbare strijd met zich meebrengt. In Europa ligt dat anders. Specialisme wordt hier vaker erkend als een legitieme vorm van vakmanschap. Maar zoals we zagen in deel 1, verschuift ook in het voetbal langzaam de waardering voor de specialist.
De speler met een vrije rol, de stilist die leeft van techniek in plaats van arbeid, wordt steeds vaker als een luxeprobleem gezien. De stijlvolle spelmaker die over het veld zweeft zonder verdedigend werk te doen, is een uitstervend ras. We willen box-to-box midfielders, meeverdedigende aanvallers, lopers in plaats van denkers. Het idee dat hard werken meer waard is dan talent op zichzelf, dat lijden noodzakelijk is voor succes, heeft ook hier terrein gewonnen. ‘Grinta’ wordt steeds belangrijker en voetbal wordt meer een fysieke sport, waarin tactiek en kracht de boventoon voeren, ten koste van het individuele meesterschap. In de Premier League hebben clubs als Manchester City een speelstijl ontwikkeld waarin pressing en loopvermogen belangrijker zijn dan creativiteit. Zelfs in La Liga en Serie A worden spelers die weinig bijdragen aan het druk zetten van de tegenstander steeds vaker vervangen door hardwerkende middenvelders. En zo sluipt de kicker-status ook het voetbal binnen.
.
Een van m’n favoriete memes is ‘The European mind couldn’t comprehend this’. En wat volgt is dan een foto van de zonsondergang vanaf de parkeerplaats van een Walmart, een Taco Bell met vier drive through-rijbanen, Dr. Pepper in een plastic zak of een bord met daarop de tekst ‘This is a sign you need more guns & ammo’. Het klopt, the European mind could never. Beter nog, we willen het niet. En hoewel de meme nu is verworden tot Amerikanen die de draak met zichzelf steken, is de grap die wijst op culturele verschillen tussen de VS en Europa ook een symptoom van een vreemdsoortig dedain jegens alles Europees. En de manier waarop ze de kicker behandelen, weerspiegelt dat. Het idee dat een wedstrijd – na al die brute kracht en tactische strijd – zou kunnen worden beslist door een sierlijke trap past simpelweg niet in de Amerikaanse mentaliteit.
Dit is dezelfde houding die Amerikanen vaak hebben ten opzichte van Europa in bredere zin. In hun ogen zijn Europeanen te verfijnd, te soft, te veel bezig met finesse in plaats van rauwe kracht. Murica! Amerikanen zien hun eigen kapitalistische systeem als de ultieme toets van succes: als jij niet bereid bent om je lichaam op te offeren, om fysiek en mentaal gebroken te worden voor het collectief, dan hoor je er niet echt bij. Europeanen, met hun gezondheidszorg, sociale vangnetten, arbeidersrechten en ‘speelse’ kijk op sport, passen niet in dat plaatje.
Ironisch genoeg is de kicker juist het ultieme product van efficiëntie. Hetzelfde principe waarop Amerikaans kapitalisme gebouwd zou moeten zijn. Hij hoeft maar één ding te doen, maar doet dat beter dan wie dan ook. Hij is een specialist, een functionele eenheid. In een puur rationeel systeem zou hij juist worden geprezen. Maar dat gebeurt niet, omdat kapitalisme in Amerika niet alleen draait om efficiëntie, maar ook om een culturele mythe van afzien en opoffering.
Amerika wordt verblind door zijn eigen ideologie: het ziet de kicker niet als een briljant voorbeeld van maximalisatie, maar als een zwakkeling die niet door dezelfde hel is gegaan als de rest van het team. Net zoals het Europa niet ziet als een continent met een ander, werkbaar economisch model, maar als een plek die niet hard genoeg werkt en daardoor geen rol van betekenis speelt in de echte wereld.
De kicker is een Europeaan in een Amerikaanse sport. Niet per se zwakker, maar anders. En dat is al genoeg om hem een buitenstaander te maken. Ergo, Harry Kane.
Harry uit Walthamstow, opgegroeid in Chingford. Hij ging naar dezelfde school als David Beckham en speelde in hetzelfde voetbalteam, maar heeft niks van de glamour van Becks. Becks was een quarterback, Kane een kicker. Te chubby om te voetballen, te lief om echt indruk te maken, zo herinneren de buuroma’s hem. Maar ook een jongen die leek te gedijen bij lage verwachtingen. En wellicht is dat wel zijn grote geheim. Een typische jongen uit de buurt waar men weinig van verwachtte, en daarom een voorbeeld voor anderen, want als je maar hard genoeg werkt, zo zeggen de kinderen in Chingford tegen elkaar, kun je net als Harry worden. Hij heeft het gedaan, misschien kunnen wij het ook. Een meritocratische gedachte? Misschien wel.
[ Steun mij ]
Doorkronkelen is een gratis nieuwsbrief die in stand wordt gehouden door lezers. Je kunt mij helpen door deze editie een like te geven. Zie het hartje onderaan. Dat helpt in het algoritme.
Nog fijner is het als je betalend abonnee wil worden. Voor € 5,- per maand steun je Doorkronkelen structureel. Je kunt natuurlijk ook eenmalig doneren. Zo help je mij om deze nieuwsbrief te blijven maken en in principe gratis te houden.
[ Wat heb je verder gemist? ]
Een klein muzikaal uitstapje, want Harry Kane werd geboren in Walthamstow, in Oost-Londen. En dat stadje heeft een rijke grime cultuur. Het is de plek waar Ice Spice en Central Cee vorig jaar hun muziekvideo voor ‘Did it first’ opnamen, en de geboorstad van Lethal Bizzle – ‘Oi, who's that boy Lethal B’, je kent het wel, ‘Uh oh, there's that boy Lethal B’ –, dus wie weet was Kane wel de nieuwe Devlin (het Britse antwoord op Eminem) geworden als hij daar was blijven wonen.
Full disclosure: ik was groot liefhebber van Devlin, zijn albums The Outcast en Bud, sweat and beers stonden bij ons thuis op repeat. Familie Kane verhuisde overigens al snel naar het iets minder grimy Chingford, waar grime rapper Crazy Titch – die van de beef met Dizzee Rascal – de eenentwintigjarige Richard Holmes met een MAC-10 machinepistool vermoordde nadat Holmes het opnam voor Shaba Shah, een zestienjarige up-and-coming rapartiest die op zijn beurt in een van zijn nummers de halfbroer van Titch, Durrty Goodz, had beledigd met de blijkbaar vernederende tekst ‘Over the years things change in the 'hood, I used to have a lot of respect for Durrty Goodz - either singer or song. Not no more.’
Titch en Goodz zitten momenteel een dertigjarige gevangenisstraf uit voor de zinloze moord. Dat heeft verder niet zo veel met Harry Kane te maken, maar wel met klassenverschillen en onze perceptie daarvan.
Doorkronkelen is een nieuwsbrief van mij, Danielle Kliwon.
Vraag/tip/foutje gezien? Laat het weten via danielle@kliwonder.nl.
Wil je dat ik voor jou schrijf? Ik hoor graag van je!
Volg mij via Bluesky.
Ik moet meteen aan good old Silvio Diliberto denken, de Rotterdamse Limburger of andersom die ineens als Europeaan mocht opdraven als kicker, was het bij de Amsterdam Admirals?