Een tot twee keer per maand schrijf ik een zogenoemde ‘longread’, een (semi-literair) langer essay dat op vrijdagen in je mailbox verschijnt. Ditmaal neem ik je mee naar Frankrijk, naar La Dame de Fer, op een meanderende reis door een beknopte voetbalgeschiedenis van mijzelf en van Parijs. De stad van de liefde, zogezegd, waar romantiek hoogtij viert en voetbal het onderspit delft.
De rode draad van mijn liefdesleven loopt door de straten van Parijs. Romantische liefde – Le Marais ligt vol gestolen kussen en vluchtige aanrakingen – en ook vriendschappelijke liefde – in Le Jardin du Luxembourg weerklinkt de echo van ons gelach nog steeds. Maar vooral zelfliefde. De keren dat ik de stad in m'n eentje heb bezocht, zijn door de jaren heen oneindig geworden. Parijs is de stad der liefde, het welbekende cliché, de zogenoemde stad van de romantiek en betovering. Het zij zo, rode draad en al. Maar mijn grootste liefde? Die vond ik er tot recent niet.
La ville romantique
Toen in 1969 promotie naar de tweede divisie van Frankrijk werd afgedwongen, was de inmiddels grootste club van Parijs slechts een kleine amateurclub genaamd Stade Saint-Germain, gevestigd in Saint-Germain-en-Laye, een klein stadje zo’n vijftien kilometer ten westen van Parijs. Met de promotie trok de club de aandacht van de Franse voetbalfederatie en een groep ambitieuze zakenmannen. Zij wilden het voetbal in Parijs een nieuwe impuls geven – de stad had sinds een aantal jaar geen voetbalteam meer op het hoogste niveau. Het Paris FC van Guy Crescent en Pierre-Etienne Guyot, een op dat moment virtuele club – zonder stadion, zonder manager – die achttien maanden eerder was opgericht, en het Stade Saint-Germain van Henri Patrelle zouden dat samen moeten klaarspelen en dus werd op 12 augustus 1970 Paris Saint-Germain geboren.
Om het project te bekostigen werd, op advies van Real Madrid-icoon Santiago Bernabéu, een crowdfunding campagne gestart. Meer dan 20.000 fans droegen bij aan het project, een unicum in de Franse voetbalhistorie want nooit eerder hadden supporters het oprichten van een voetbalclub ondersteund. Of dat van Paris Saint-Germain een liefdesbaby maakte? Absoluut niet. De club ontstond uit noodzaak en had een duidelijk doel. De meest romantische manier om een voetbalclub op te richten, is tenslotte een fusie.
De eerste keer dat ik in Parijs was, is bijna twintig jaar geleden. De hoogtijdagen van Paris Saint-Germain waren toen net voorbij – de club won in de jaren ‘90 twee titels en zeven bekers en wist vijf keer op rij de halve finale van een Europees toernooi te halen, met als bekroning een Europese titel in 1996. Maar in de eeuw die volgde, bleken de gouden jaren te worden opgevolgd door magere. Het PSG Banlieue project, waarbij de club jonge lokale talenten probeerde vast te leggen, had gefaald, er was een tekort van 65 miljoen euro en zelfs het aantrekken van op dat moment een van mijn favoriete spelers, Nicolas Anelka, enkele jaren eerder kon het tij niet keren.
Ik was toen vijftien, misschien net zestien, op buitenlandreis met Het Amsterdams Lyceum en onder de indruk van de Parijse architectuur, de romantiek van de kobbelstenen, de flair van de mensen en de verborgen barretjes waar we eigenlijk niet in mochten. We zwierden na spertijd langs de Seine, waar straatmuzikanten hun gitaren stemden en een terras hoger een groepje jongens en meisjes, misschien twee, drie jaar ouder dan wij, een bal hooghielden.
Op een van onze vrije middagen pakten we de metro naar Parc des Princes. In klompenfrans stelde ik vragen aan onze gids, maar eigenlijk kon de aftakelende erfenis van Paris Saint-Germain me weinig bekoren. Ik slenterde liever langs grafstenen op Père Lachaise, beklom de 284 traptreden van de Arc de Triomphe en liep hand in hand met een jaargenoot die ik me tot Parijs nooit eerder was opgevallen.
En hoewel ik me de tweede avond aansloot bij het groepje langs het water, spelend met de bal, drinkend uit de fles, lurkend aan een zelfgedraaid wangedrocht van een joint, kreeg het idee van Parijs’ voetbal geen vorm in mijn hoofd. Parijs was de stad van de romantiek, van een onbevangen eerste kus onder de schittering van de Eiffeltoren en de weerspiegeling van sterrenlicht in de Seine, la ville lumière. Voetbal speelde daarin toch geen rol van betekenis?
Les rouge et bleu
Ondanks de steun van de supporters en sportief succes – het nieuwgevormde Paris Saint-Germain promoveerde in het eerste seizoen sinds oprichting gelijk naar het hoogste Franse niveau en wist zich daar ook te handhaven – was de financiële situatie van de club precair. Het stadsbestuur van Parijs bood aan om de schuld van de club te betalen – zo’n 850.000 frank –, maar had wel een eis: de club moest de naam veranderen naar het meer ‘Parijse’ Paris Football Club. Oprichter Crescent van Paris FC vond dat geen probleem, maar Patrelle, de oprichter van Stade Saint-Germain, was daar pertinent tegen.
Het zorgde voor een breuk en uiteindelijk scheidde Paris FC zich onder leiding van Crescent af van Paris Saint-Germain. Dankzij de steun van het stadsbestuur mocht Paris FC niet alleen de plek in de eerste divisie behouden, maar ook het merendeel van het seniorenelftal bleef bij Paris FC, terwijl Paris Saint-Germain administratief werd gedegradeerd naar de derde divisie en de jeugdspelers mocht meenemen. Het leek het einde van PSG te worden, maar le karma est une garce, hein?1
Keep reading with a 7-day free trial
Subscribe to Doorkronkelen to keep reading this post and get 7 days of free access to the full post archives.